18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kiilpɛ:n (P057p Kuringen)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
hoofdeinde:
hitei̯n (P057p Kuringen
[(een dwarsgeploegde strook van twee à drie voren tussen de "lange voren" en een nietgeploegde wendakker)]
),
hoofdpand:
hi(t)pá.nt (P057p Kuringen),
hoofdvoor:
hit˲vōr (P057p Kuringen
[een van de voren die men op het hoofdeinde ploegt]
)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
keffen (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen)
|
keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
kegele (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen),
ni do wjat nəmi gəke.gəlt (P057p Kuringen)
|
met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] || Zij zijn aan het kegelen. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
bidə ke.gəls wjat nəmi gəspilt (P057p Kuringen),
kegels (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen)
|
Er zijn negen kegels. [ZND 36 (1941)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
19664 |
kelder |
keller:
kaller (P057p Kuringen),
kalər (P057p Kuringen)
|
kelder [RND], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
21283 |
kerel |
kadee:
kade. (P057p Kuringen),
kerel:
kjaal (P057p Kuringen),
manskerel:
Manskerel, manspersoon.
manskja.l (P057p Kuringen)
|
Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND]
III-3-1
|
29111 |
keren |
draaien:
dręjǝ (P057p Kuringen)
|
Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW]
II-7
|
22803 |
kermis |
foor:
foer (P057p Kuringen),
kermis:
kirməs (P057p Kuringen),
merge est kermes (P057p Kuringen)
|
kermis [RND] || Morgen is het kermis. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
22463 |
kermistent |
barak:
berak (P057p Kuringen)
|
Een kermistent [barak, schob]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|