e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasniel

Overzicht

Gevonden: 3787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duimeling duimeling: duumeling (Maasniel) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duivenmand duivenmand: dūvǝmanj (Maasniel) Een rechthoekige mand met deksel waarin duiven worden vervoerd. Zie ook afb. 283. [N 20, 50; N 40, 78; N 40, 95; N 40, 102; monogr.] II-12
duivin, vrouwelijke duif zij: zie (Maasniel) een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] III-4-1
duizelig dol: dan waerse zo dól wie ene kwékker (Maasniel), duizelig: duuzelig (Maasniel, ... ), eemes dae lang haet rondj gedreid, waerd duuzelig (Maasniel), licht: lich van kop (Maasniel), verduizeld: verduu:selt (Maasniel) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: WLD  doezjend poot (Maasniel) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
duizendschoon jonkertje: junkerke (Maasniel) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) III-2-1
dun sneetje brood fitseltje: Syst. WBD fitzelke: vooral van vlees  fitzelke (Maasniel), flieter: Syst. WBD  flieter (Maasniel), flietertje: Syst. WBD  flieterke (Maasniel), snippeltje: Syst. WBD  sjnibbelke (Maasniel) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
dunne melk blauwe melk: blau̯w mɛlk (Maasniel), dunne melk: døn mɛlk (Maasniel), klater: klātǝr (Maasniel) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11
dunne sjaal sjaal: sjaal (Maasniel) sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3
durfal kadee: kadee (Maasniel), vrije, een -: vrieje (Maasniel) heel veel durf hebbend [frank, boud, stout] [N 85 (1981)] || iemand die alles durft te doen [kadee, mannekeskneuter, durfal] [N 85 (1981)] III-1-4