e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
genoegen (doen) content: content (Maastricht), kontent (Maastricht), koontént (Maastricht), contentement (fr.): kóntentemint (Maastricht), contentheid: kontent hijt (Maastricht), contentigheid: koontentigheid (Maastricht), kòntèntəchheit (Maastricht), kóntentigheid (Maastricht), genoegdoening: genógdoening (Maastricht), goesting: gósting (Maastricht), plezier: plezeer (Maastricht, ... ), pləzeer (Maastricht), tevreden: tevreije (Maastricht), təvrijjə (Maastricht) tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)] III-1-4
gepachte hoeve, pachtgoed pachthof: pāxhōf (Maastricht), winning: weneŋ (Maastricht) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
gepensioneerd (zijn) gepensioneerd: gepensjeneerd (Maastricht, ... ) gepensioneerd III-2-2
geraamte geraamsel: chərēmsəl (Maastricht), geraemsel (Maastricht), gereemsel (Maastricht), gəre:msəl (Maastricht), gərēmsəl (Maastricht), geraamte: geraomte (Maastricht) een geraamte [ZND 01u (1924)] || geraamte [N 10a (1961)], [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-1
gereed af: aof (Maastricht), gereed: gereid (Maastricht), klaar: klaor (Maastricht, ... ), klaargekomen: klaor gekaome (Maastricht), vaardig: ve:rdeͅx (Maastricht), veerdich (Maastricht), veerdig (Maastricht, ... ), veerdəch (Maastricht) gereed, klaar [DC 03 (1934)] || gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] || klaar [ZND 01 (1922)], [ZND m] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)] || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)] III-1-4
gereedschap waarmee men de darmen schoonmaakt plankje: plɛŋkskǝ (Maastricht) Behalve de voorafgenoemde gereedschappen ''mes'', ''lepel'', ''balein'' en ''(haar)speld'' (zie de desbetreffende lemmata) gebruikt men nog verschillende andere middelen om de darmen schoon te maken. In ieder geval moeten de voorwerpen bot zijn, omdat een scherp gereedschap de darm gemakkelijk zal beschadigen. [N 28, 118] II-1
gereedschap waarmee men invet borstel: bø̄rstǝl (Maastricht), lapje: lɛpkǝ (Maastricht), spons: spōns (Maastricht) De borstel, lap, vod enz. waarmee olie, vet, boter enz. op bakblik, bakplaat e.d. worden aangebracht. [N 29, 38b] II-1
geren geren: gērǝ (Maastricht), gīrǝ (Maastricht) Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10] II-7
gering aantal, een paar beetje: e bitsje (Maastricht), enkele: inkələ (Maastricht), koppel: e koppel (Maastricht), paar: e paar (Maastricht), paar (Maastricht, ... ), è paar (Maastricht), ə pāār (Maastricht), ə páár (Maastricht), prutsje: ə prutskə (Maastricht), stots: ənə stots (Maastricht), weinig: wieneg (Maastricht) een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] || een onbepaalde hoeveelheid [kwakkel, kwak] [N 91 (1982)] || paar, stel van twee III-4-4
geroezemoes geroezemoes (zn.): geroesemoes (Maastricht) druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)] III-3-1