e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oprecht eerlijk: ierlijk (Maastricht), ierlik (Maastricht, ... ), ierluk (Maastricht), ierəlijk (Maastricht), oprecht: oprech (Maastricht, ... ), opreg (Maastricht), òbrēch (Maastricht), òprèch (Maastricht), rechtzinnig: rechzinnig (Maastricht) alles bedoelend zoals gezegd wordt, welmenend [rechtzinnig, oprecht] [N 85 (1981)] || oprecht III-1-4
oprispen boeren: boere (Maastricht, ... ), boeren (Maastricht), een boer laten: unne boer laote (Maastricht), oprupsen: oprupse (Maastricht), opstoten: òpstoete (Maastricht), rupsen: rups (Maastricht), rupse (Maastricht, ... ), röpse (Maastricht), røͅpsə (Maastricht), 2x (boeren)  röpsje (Maastricht) Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] || oprispen [ZND 05 (1924)], [ZND m] || oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte] [N 10a (1961)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
oprisping rups: rups (Maastricht), röps (Maastricht) Hoe noemt men een oprisping? [DC 47 (1972)] || oprisping [ZND m] III-1-2
oprit bergje: berrəgskə (Maastricht), oprit: oprit (Maastricht, ... ), òprit (Maastricht, ... ) een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)] III-3-1
opruimen de boel aan kant zetten: de boel aan kaant ziete (Maastricht), opruimen: opruime (Maastricht, ... ) Opruimen (opruimen, oprommelen, klarantie maken, ontdoen) [N 79 (1979)] III-2-1
opscheppen groot gaan: groet goon (Maastricht), kletsen: kletse (Maastricht, ... ), opscheppen: opsjöppe (Maastricht), opsnijden: ópsnijjə (Maastricht, ... ), stoefen: stooffə (Maastricht), stōēfə (Maastricht, ... ), stóffe (Maastricht), stóffə (Maastricht, ... ), cf. Schuermans p. 682 s.v. "stof, stoffen"= bluffen, grootmaken  stóffe (Maastricht), stoffen: stooffə (Maastricht), stóffe (Maastricht), stóffə (Maastricht, ... ), stuiten: Van Dale: III. stuiten, (gew.) pochen, bluffen, snoeven, opsnijden.  stute (Maastricht, ... ), verbeelding: verbeelding (Maastricht), zich get menen: ziech get meine (Maastricht, ... ), zich opblazen: ziech opblooze (Maastricht, ... ) het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] || opscheppen, opsnijden || stoffen, bluffen, opsnijden || zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
opschepper ambrasmaker: cf. VD s.v. "ambras"en "ambrasmaker  ambrasmeker (Maastricht), braniemaker: braniemeekər (Maastricht), braniemeker (Maastricht), felmaker: fèl = ijdel  fèlmeker (Maastricht), ingebeelde gek: ingəbeeldə gek (Maastricht), opschepper: opsjäpper (Maastricht), opsjöpper (Maastricht), stoefer: stóffer (Maastricht), cf. Schuermans p. 682 s.v. "stof, stoffen"= bluffen, grootmaken  stóffer (Maastricht), stoffer (zn.): stōffer (Maastricht), stuiter (zn.): Van Dale: III. stuiten, (gew.) pochen, bluffen, snoeven, opsnijden.  stuuter (Maastricht), windmaker: wind meeker (Maastricht) een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)] || het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] || het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)] || ijdeltuit, opsnijjer || opschepper || stoffer, opsnijder, bluffer || zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)] || zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
opschuiven opschuiven: opsjuive (Maastricht, ... ), opsjuivə (Maastricht), B.v. sjuif diech.  opsjuive (Maastricht) Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)] III-1-2
opslagplaats voor brood broodmagazijn: brutmagazęjn (Maastricht), remise: remise (Maastricht) Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e] II-1
opspelen foeteren: foetere (Maastricht), foetərə (Maastricht, ... ), op zijn poot spelen: op ziene poet speule (Maastricht), opspelen: opspeule (Maastricht, ... ), opspeulə (Maastricht), sakkeren: sakkere (Maastricht), sjamfoeteren: fr. Jean foutre  sjamfoetere (Maastricht), sodemieteren: sodemietere (Maastricht), uit de slof schieten: oet də sloof sjeetə (Maastricht), uit zijn slof schieten: oet zənə sjlof sjeetə (Maastricht), uitvallen: oetvalle (Maastricht), voor neer te vallen zijn: iech bin veur neer te valle (Maastricht), voor om te vallen zijn: iech bin veur um te valle (Maastricht), voor te barsten zijn: veur te barste zeen (Maastricht) sakkeren, vloekend opspelen || zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)] III-1-4