e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q095p plaats=Maastricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoft, kwart van een werkdag schafttijd: schaftied (Maastricht), sjaftied (Maastricht), schicht: sjieg ? (Maastricht) een vierde deel van een werkdag [schoft, schof, poos] [N 91 (1982)] III-4-4
schoftriem nekriem: nɛkrēm (Maastricht) Leren band van het borsttuig die over de schoft van het paard heen loopt. [N 13, 53] I-10
schoftzadel zadel: zǭl (Maastricht) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schokschouderen de schouders optrekken: de sjowers optrekke (Maastricht), schokkeren: schokkere (Maastricht), schokschouderen: schokschouweren (Maastricht) schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)] III-1-2
schol schol: sjol (Maastricht, ... ), Endepols  schol (Maastricht), sjol (Maastricht, ... ), ideosyncr.  schol (Maastricht), platvis  sjol (Maastricht), WBD/WLD  sjol (Maastricht), sjōl (Maastricht), sjòl (Maastricht), WLD  sjòl (Maastricht), ¯nen iemeujetige reuk van oliekeuk en petatfrit, sjölkes, sjelvès, petrol en zeipluter  sjol (Maastricht), scholletje: sjulke (Maastricht), sjölke (Maastricht), WBD/WLD  sjölkə (Maastricht), WLD  sjölke (Maastricht) Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)] || platvis || schol III-2-3
scholekster scholekster: sjol-eekster (Maastricht) scholekster (43 drukke zwart-witte vogel met rode bek; meest in de rivierstreek [N 09 (1961)] III-4-1
schommel schokkel: sjogkel (Maastricht), sjoukəl (Maastricht), sjoͅggeͅl (Maastricht), sjoͅGəl (Maastricht), sjoͅkəl (Maastricht), /  sjoggel (Maastricht), sjogkel (Maastricht, ... ), sjogkel/ (Maastricht), g als in Garçon  sjoggel (Maastricht), gg wordt zeer zacht uitgesproken  sjoggel (Maastricht, ... ), gg=zachte k  schoggel (Maastricht, ... ), puntje boven elke g  šoggəl (Maastricht), schommel: schommel (Maastricht) Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || schommel [SND (2006)] || Schommel. [ZND m] || schommel/ [SND (2006)] || Schommel: slingerplank. || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)] III-3-2
schommelen schokkelen: sjogkele (Maastricht), sjoukələ (Maastricht), sjoͅGələ (Maastricht), sjoͅkələ (Maastricht), schommelen: schommelen (Maastricht) Schommelen: a) op (of: als op) een schommel heen en weer bewegen of doen bewegen. || Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)] III-3-2
school school: de kinder zien nao sjaol (Maastricht), šōͅl (Maastricht) de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)] || school [RND] III-3-1
schoolcijfer cijfer: ciefer (Maastricht), punt: punt (Maastricht) cijfer; Op een schoolrapport krijgt men voor verschillende vakken (een) .... [DC 48 (1973)] III-3-1