34551 |
jonge gans |
gansje:
gɛnskǝ (L209p Merselo)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
geitenliemes:
gē̜tǝlimǝs (L209p Merselo),
lammetje:
lɛmkǝ (L209p Merselo)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
20314 |
jonge vrouw |
pul:
pul (L209p Merselo)
|
jonge vrouw, jong meisje
III-2-2
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (L209p Merselo, ...
L209p Merselo),
jŏng (L209p Merselo),
jòng (L209p Merselo),
jongetje:
cf. VD s.v. "jongske"; s.v. "jonkske
jeunk ske (L209p Merselo),
klotje:
cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "klot"= turf
klötje (L209p Merselo)
|
jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)] || jongetje || jongetje in peuterleeftijd
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
vrijer:
vreejer (L209p Merselo),
vrijer (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)] || vrijer
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
aanstaande:
ánstónde (L209p Merselo),
vrijer:
vrijer (L209p Merselo)
|
aanstaande, verloofde, vriend(in) || Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20334 |
jongste kind |
jongste kind:
jòngste kiend (L209p Merselo),
nakomer:
naokòmmer (L209p Merselo),
nakomertje:
naokummerke (L209p Merselo)
|
jongste kind || nakomer || nakomertje
III-2-2
|
21335 |
jood |
jood:
jŭ d (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
jood [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
Judas (L209p Merselo)
|
Judas [SGV (1914)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
juffrouw (L209p Merselo)
|
juffer [SGV (1914)]
III-3-1
|