e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knellen, gezegd van schoenen pitsen: peetsje (Mheer), pitsje (Mheer) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
kneu vlasvink: vlasvīnk (Mheer) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] III-4-1
kneuzen blutsen: blötsche (Mheer), blötsje (Mheer), blùtse (Mheer) blutsen [SGV (1914)] || blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knie knie: kne.j (Mheer), knee (Mheer), kneej (Mheer, ... ), kné:j (Mheer) knie [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)], [ZND 28 (1938)] III-1-1
knieholte hees: RK -> knieholte.  hieas (Mheer) kuit [SGV (1914)] III-1-1
kniezen foeteren: hee: es altie:d ant foetere (Mheer), kniezen: kneeze (Mheer), knoteren: hee: es altie:d ant knoottere (Mheer), treuren: treure (Mheer) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] || Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] || kniezen [SGV (1914)] III-1-4
knijpen knijpen: knīēpe (Mheer), nijpen: niepe (Mheer), pitsen: peetsje (Mheer), pitshe (Mheer), pitsje (Mheer) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikker huif: huuf (Mheer, ... ), klits: klits (Mheer, ... ) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)] || Knikker. || Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] III-3-2
knikkerkuiltje demke: demke (Mheer), kuiltje: kuulke (Mheer), kŭŭlke (Mheer) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] || Kuiltje voor het knikkerspel. III-3-2
knikkers laten rollen rollen: rolle (Mheer) Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] III-3-2