28407 |
bijenkorf |
bijenkaar:
bi-jǝkār (Q196p Mheer),
kaar:
kār (Q196p Mheer)
|
Van roggestro of buntgras gevlochten korf voor bijen. Het houden van bijen in korven is de ouderwetse vorm, ook wel de vaste bouw genoemd. De kast heeft de korf tegenwoordig veelal vervangen. Men spreekt dan van losse bouw (De Roever, pag. 149). De korf werd meestal met dikke, brede windingen gevlochten van met de hand gedorst stro, bijeengehouden door Spaans riet of voorheen ook wel gespleten braamtakken of dennenwortels of soms wilgetakken. Er bestaat een grote verscheidenheid aan soorten korven: grote en kleine, hoge en lage, korven met één of twee vlieggaten, met en zonder spongaten die het voeren moeten vereenvoudigen. Voor al die korven geldt echter dezelfde bedrijfswijze als die met korven van het Drents model. De ronde strokorf van Drente heeft een doorsnede van ± 40 cm bij een ongeveer gelijke hoogte. Ter bescherming tegen koude en regen of ook wel ter versteviging van oude korven besmeert men de korf, hetzij van buiten hetzij van binnen, met leem of kleiaarde, vermengd met gerstekaf of koemest met as of kalk. Soms wordt de korf met bunt of smelen overdekt. [N 63, 2a; N 63, 1a; N 63, 8; L 1a-m; L 1u, 13; L 16, 7; S 3; JG 1a + 1b; Ge 37, 12; A 9, 4; N 40, 137; monogr.]
II-6
|
21804 |
bijleggen |
bijleggen:
bielegge (Q196p Mheer),
zich verstaan:
zich versjtooë (Q196p Mheer)
|
een ruzie, een onenigheid bijleggen of oplossen [schavelen] [N 85 (1981)] || Extra geld in de pot doen [lappen, bijleggen]. [N 88 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
21102 |
bijten |
bijten:
bīēte (Q196p Mheer),
1a-m
bie:ten (Q196p Mheer)
|
bijten [DC 37 (1964)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
21156 |
bijweg |
veldweg:
vèèldweëg (Q196p Mheer)
|
een weg die niet de hoofdverbinding vormt (bijweg, remel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22705 |
bikkel(s) |
dikkel:
diegkele (Q196p Mheer)
|
Bikkelen bij het bikkelspel.
III-3-2
|
17652 |
bil |
bats:
bàts (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21878 |
billijk |
schappelijk:
sjappelik (Q196p Mheer)
|
redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19444 |
binnenplaats |
cour (fr.):
(k؉r)
cour (Q196p Mheer)
|
Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
kalotje (<fr.):
kalutsje (Q196p Mheer)
|
mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21820 |
binnensmonds praten |
mommelen:
mommele (Q196p Mheer)
|
binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|