18922 |
bestemmen |
bestimmen (du.):
besjtimme (Q196p Mheer)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25105 |
bestendig weer |
klare lucht:
klaor loojt (Q196p Mheer),
vast (weer):
vaast wèèr (Q196p Mheer)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
bes:
bessen (Q196p Mheer),
bēēs (Q196p Mheer)
|
bes [SGV (1914)] || bessen [SGV (1914)]
I-7
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
beteuterd (Q196p Mheer),
bleu:
hee waor bluve (Q196p Mheer),
ook materiaal znd 32, 67
bluue (Q196p Mheer),
onnozel:
onnuuëzel (Q196p Mheer),
van streek:
va sjtreëk (Q196p Mheer)
|
beteuterd [SGV (1914)] || beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] || op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
traperen (<fr.):
trappeere (Q196p Mheer),
trappére (Q196p Mheer)
|
betrappen [ZND 32 (1939)] || een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
de loojt betrekt (Q196p Mheer),
het bronkt:
⁄t broonkt (Q196p Mheer),
monketig:
moonketig (Q196p Mheer)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
bèè:je (Q196p Mheer),
betten:
bette (Q196p Mheer)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24561 |
beuk |
beuk:
beuk (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
-
beuk (Q196p Mheer),
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
beuk (Q196p Mheer)
|
beuk [SGV (1914)] || beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] || beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
beuke-nutsjes (Q196p Mheer)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
fauxcas:
foeka (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
murg:
mörrig (Q196p Mheer)
|
beurs [ZND 01 (1922)] || overrijp, murw [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|