e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
traproede lat: lat (Neeroeteren), roede: rooi (Neeroeteren), rō.i̯ (Neeroeteren) Elk van de houten of metalen staven die een traploper op zijn plaaats houden (roe, lat) [N 79 (1979)] III-2-1
trechter trechter: treͅxtər (Neeroeteren) trechter [ZND 08 (1925)] III-2-1
trede trap: trāp (Neeroeteren), trede: trēͅi̯ (Neeroeteren), trē̜j (Neeroeteren) Elk der boven elkaar gelegen en terugwijkende opstapjes die samen een trap in een huis vormen, waarlangs men naar een andere verdieping kan gaan (trede,tree,trap) [N 79 (1979)] || Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.] II-9, III-2-1
treeft jzertje: izǝrkǝ (Neeroeteren) Rooster om een heet ijzer op te zetten. De informant van Q 83 gebruikt als onderzetter meestal een (schoen)zool. Zie afb. 18. [N 59, 22] II-7
treiteren jensen: jensen (Neeroeteren), den hiêlen daag zoate ze òs te jennen tot vèè het oppen door kòtsmeeg woare  jense (Neeroeteren), koeioneren: koe-je-neeren (Neeroeteren), koeienairen (Neeroeteren), pesten: eeme pesten (Neeroeteren), plagen: eeme plaogen (Neeroeteren), eemes plaogen (Neeroeteren), eme ploagen (Neeroeteren), plaogen (Neeroeteren), ploagen (Neeroeteren), tempteren: temtére (Neeroeteren), Ze zaat mich mè den hiêlen daag te tamptère viêr toch mè möt te moage goan Fr. tourmenter  tamptère (Neeroeteren), tergen: eeme tergen (Neeroeteren), transeneren: cf. WNT s.v. "transeneren"2. kwellen, plagen, mishandelen etc.  trensenairen (Neeroeteren), Dèèn ònnötterik hèèt mich al den hiêlen daag getransenèèrd  transenère (Neeroeteren), treiteren: eene trèteren (Neeroeteren), ijne trèteren (Neeroeteren), vervelen: eeme vervēlen (Neeroeteren) druk doen, kwellen || Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] || Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] || jennen, tergen, sarrend uitdagen || sarren, kwellen III-1-4
treiterkop jensduivel: zie ook jense  jensdi-jvel (Neeroeteren), jenserd: syn. jensdi-j-vel, pestjònk  jenserd (Neeroeteren), tempteerder: tamtèèrder (Neeroeteren) een sar, plaaggeest || plaaggeest || treiteraar III-1-4
trek, eetlust appetijt: appeteit (Neeroeteren), eetlust: ētlust (Neeroeteren), goesting: goosting (Neeroeteren, ... ), g‧ost‧eŋ (Neeroeteren), honger: honger (Neeroeteren), hunger (Neeroeteren) hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)] || trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)] III-2-3
trekhaken, -ogen haken: hē̜k (Neeroeteren) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
trekharmonica monica: moeneka (Neeroeteren), moenĭka (Neeroeteren) Harmonica. [ZND 01 (1922)] || Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)] III-3-2
trekken trekken: trèkken (Neeroeteren) wij trekken [ZND 08 (1925)] III-1-2