33166 |
besjes aan de aardappelplant |
bellen:
bɛl (L368p Neeroeteren),
bolletjes:
bølǝkǝs (L368p Neeroeteren)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
21013 |
bessenlikeur |
bratselaartje:
Een likeur van 19 graden en op basis van bosbessen en honing
Bratselèèrke (L368p Neeroeteren)
|
een streekdrank in Meeuwen-Gruitrode
III-2-3
|
21532 |
besteken |
besteken:
eeme bestèke (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
eene bestèken (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
eene bestêken (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
naamfeest vieren:
naamfeest veeren (L368p Neeroeteren)
|
Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)]
III-3-1, III-3-2
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
biêr (L368p Neeroeteren)
|
bes, bei
I-7
|
21471 |
betalen |
betalen:
de moos geld hebben om konnen te betalen (L368p Neeroeteren),
dich moos gelt hèbe ôôm te kôône betaale (L368p Neeroeteren),
du moos geldj hébben om konnen te betalen (L368p Neeroeteren),
he moos geldj hèllen ôm kônnen te betalen (L368p Neeroeteren),
dich is onbeleefd, minderwaardige personen
ge moot (moos) geljd hēbben ūm te kūnnen betalen (L368p Neeroeteren)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
beschaamd:
he stong beschaamd (L368p Neeroeteren),
ook materiaal znd 32, 67
beschaamd (L368p Neeroeteren),
bet:
he stong bet (L368p Neeroeteren),
ook materiaal znd 32, 67
bet (L368p Neeroeteren),
beteuterd:
he ston betieederd (L368p Neeroeteren),
he stong betieterd (L368p Neeroeteren),
ook materiaal znd 32, 67
betieēderd (L368p Neeroeteren),
betieterd (L368p Neeroeteren)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
betrappen:
betappen (L368p Neeroeteren),
pakken:
pakken (L368p Neeroeteren)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
het betrekt (L368p Neeroeteren)
|
eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
beijen (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
beën (L368p Neeroeteren),
bêijen (L368p Neeroeteren)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
18378 |
beugeltas |
buidel:
biegel (L368p Neeroeteren)
|
tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|