21471 |
betalen |
betalen:
betale (L427p Obbicht),
overkomen:
euverkómme (L427p Obbicht)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
beteuterd (L427p Obbicht)
|
beteuterd [SGV (1914)]
III-1-4
|
27448 |
beton |
beton:
bǝtǫn (L427p Obbicht)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|
30045 |
betonijzer |
betonijzer:
[beton]īzǝr (L427p Obbicht)
|
Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b]
II-9
|
30047 |
betonmolen |
betonmolen:
[beton]mø̄lǝ (L427p Obbicht)
|
Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.]
II-9
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
de loch betrùk (L427p Obbicht),
de locht betrekt (L427p Obbicht)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24561 |
beuk |
beuk:
beuk (L427p Obbicht)
|
beuk [SGV (1914)]
III-4-3
|
21023 |
beurs |
onder de oksaal:
onger den oksaol (L427p Obbicht)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20180 |
bevallen |
een kind het levenslicht schenken:
ei kinjt ⁄t lêvesleech sjinke (L427p Obbicht)
|
levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevel (L427p Obbicht, ...
L427p Obbicht)
|
bevel [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-1
|