17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
luchtpēͅpə (K357p Paal)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25217 |
luchtx |
lucht:
luxt (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
stekje:
stekske (K357p Paal, ...
K357p Paal,
K357p Paal),
stɛskə (K357p Paal)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)], [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
lai (K357p Paal),
lui (K357p Paal)
|
lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
mensen:
mi͂nsən (K357p Paal)
|
mensen [RND]
III-3-1
|
26319 |
luias |
as van het luiwiel:
as van ǝt lajwil (K357p Paal)
|
De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
ook materiaal znd 28, 53
beuken (K357p Paal),
ook materiaal znd 28, 53 ui als Fr. boeuf
buiken (K357p Paal),
blaten:
ook materiaal znd 28, 53
blèten (K357p Paal),
schreeuwen:
ook materiaal znd 28, 53
schrieève (K357p Paal)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
de klok laien (K357p Paal),
de klok luiën (K357p Paal),
laijə (K357p Paal)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Luiden. [ZND m]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden voor de mis:
het lait veurre mes (K357p Paal),
het luit vurre mes (K357p Paal)
|
Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|
26309 |
luien |
omhoogtrekken:
ǫmhūxtrękǝn (K357p Paal),
optrekken:
optrekken (K357p Paal)
|
Zakken met hand-, wind- of waterkracht optrekken. [N O, 26a]
II-3
|