21043 |
honing |
honing:
honeŋ (L290p Panningen)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
huit (L290p Panningen),
kop:
kop (L290p Panningen, ...
L290p Panningen),
kóp (L290p Panningen),
köp (L290p Panningen)
|
[N 10 (1961)]hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
bolles:
bölles (L290p Panningen),
knikkerd:
B.v. hou m op ziene knikkert.
knikkert (L290p Panningen),
kuls:
kêûls (L290p Panningen),
kö.ls (L290p Panningen),
tjiets:
B.v. enne kaa:len tjiets.
tjiets (L290p Panningen)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
32771 |
hoofdbalken van de eg |
balken:
bɛlǝk (L290p Panningen)
|
De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.]
I-2
|
34638 |
hoofdbord |
bred:
brēt (L290p Panningen)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
kopdoek:
kopdook (L290p Panningen)
|
hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdvlees:
huidfleis (L290p Panningen),
huidvleis (L290p Panningen)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
hul:
höl (L290p Panningen)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
WLD
loe.s (L290p Panningen),
luuÚ:s (L290p Panningen),
’n loe.s (L290p Panningen),
moek:
WLD bij paarden in de koot boven de hoef
de mōē.k (L290p Panningen),
pummel:
WLD Additie bij vragen 12a t/m 19 (luizen): = mannelijk lid ; Bij een belachelijk klein verschil in maat, zegt men onder de bouwvaklui spottenderwijs: "t sjilt mér enne loe.zepummel
pummel (L290p Panningen)
|
hoofdluis [N 26 (1964)] || luis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] || moek, in de betekenis van dikke luis; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppien (L290p Panningen)
|
hoofdpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|