e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q032a plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schram schram: sjraom (Puth), sjröme (Puth) schram [SGV (1914)] || schrammen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
schrammen kratsen: kratse (Puth) schrammen (ww) [SGV (1914)] III-1-2
schrede trede: tre͂ (Puth) schrede [SGV (1914)] III-1-2
schreeuwen kweken: kwēkǝ (Puth), schreeuwen: sjrève (Puth) Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.] || schreeuwen [SGV (1914)] I-12, III-3-1
schrikachtig schuw: šȳǝi̯ (Puth) Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k] I-9
schrikkeljaar schrikkeljaar: sjrikkeljaor (Puth, ... ) schrikkeljaar [SGV (1914)] III-3-2
schrikken zich verschrikken: zich versjrikke (Puth) schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schrobben schrobben: sjroebe (Puth) schrobben [DC 15 (1947)] III-2-1
schrobbezem schrobber: sjrubber (Puth) bezem om de vloeren mee te schrobben (boender, schrobbessem, wasser, luiwagen) [N 20 (zj)] III-2-1
schuchter bleu: bleu (Puth) bloode [SGV (1914)] III-1-4