e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opgroeiend jong kipje kuiken: kȳkǝ (Reuver), pul: pøl (Reuver) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
ophaler ophaler: ǫphǭlǝr (Reuver) Metalen staaf met een vlakke baan met in het midden een uitholling die over de klinknagel past. De ophaler dient om de rand van het gat van de aaneen te klinken delen vlak te slaan waardoor deze tegen elkaar aan komen te liggen. Zie ook afb. 180a. [N 33, 321; N 64, 74b; N 66, 20b] II-11
ophanger ophanger: ophenger (Reuver), ophɛŋǝr (Reuver), ophanglus: ophanglus (Reuver), ophaŋløs (Reuver) het lusje waarmee men de jas kan ophangen [N 59 (1973)] || Het lusje waarmee men de jas kan ophangen. [N 59, 125; Gi 1.IV, 37] II-7, III-1-3
ophitsen opstoken: opsjteuke (Reuver), stoken: sjteukə (Reuver) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk ophouden: ophajen (Reuver), uitscheiden: oetsjeie (Reuver), óétsjijən (Reuver) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opklaren klaar worden: Bijv. de loch waert weer klaor.  klaor waere (Reuver), opklaren: opklaoren (Reuver), optrekken: optrekken (Reuver) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opletten in acht nemen: in áchnummə (Reuver), opletten: oplette (Reuver), òplèttə (Reuver) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
oplettend waakzaam: waakzaam (Reuver) oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
opnaaisel opnaaisel: opnɛjsǝl (Reuver) Omgenaaide plooi in een kledingstuk waardoor het korter wordt. [N 62, 20] II-7
opper huist: hust (Reuver) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3