19296 |
iemand hinderen |
hinderen:
hinjere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
hinjərə (L329p Roermond),
tegenhouden:
taege haaje (L329p Roermond),
verhinderen:
vərhinjərə (L329p Roermond)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19232 |
iemand iets op het hart drukken |
de wacht aanzeggen:
de wach aanzegke (L329p Roermond),
de wacht aanzēgge (L329p Roermond),
də wag aanzèggə (L329p Roermond)
|
iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
verwiete (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
verwīētə (L329p Roermond)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
titsen:
tetse (L329p Roermond),
ps. invuller twijfelt over het antwoord!
titsə ? (L329p Roermond),
treiteren:
traitere (L329p Roermond)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
de mantel uitvegen:
də manjtəl oetvéégə (L329p Roermond),
kijven:
kīēve (L329p Roermond),
schelden:
sjelje (L329p Roermond),
uitfoeteren:
oetfoetere (L329p Roermond)
|
iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)] || kijven
III-1-4
|
19291 |
iemand prijzen |
bestuiten:
besjtuute (L329p Roermond),
prijzen:
prīēze (L329p Roermond),
stuiten:
sjtuute (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjtūūtə (L329p Roermond)
|
iemand enorm prijzen, vaak overdreven [ombragie maken] [N 85 (1981)] || iemand prijzen og loven voor wat hij gedaan heeft [stuiten, bestuiten, velen] [N 85 (1981)] || prijzen
III-1-4
|
18895 |
iemand weerstaan |
pal houden:
paol haajə (L329p Roermond),
voet bij stuk houden:
voot biej sjtuk haaje (L329p Roermond),
volhouden:
volhaaje (L329p Roermond)
|
het volhouden tegen iemand, iemand niet zijn zin geven [bolwerken, keephouden, het iemand staan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19262 |
iemand zijn gang laten gaan |
gewhren (du.):
gewaire (L329p Roermond),
laten begaan:
bəgaon (L329p Roermond),
laten betijen:
laote betieje (L329p Roermond)
|
toestaan een handeling te verrichten [laten begaan, betijen, getijen, gewaren, loslaten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
aanzeggen:
aanzegke (L329p Roermond),
aanzéggə (L329p Roermond),
in de rouw verzoeken:
in de rouw verzeuke (L329p Roermond),
voor de begrafenis uitnodigen:
veur de begrafenis oetneudige (L329p Roermond)
|
buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)] || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
24635 |
iep |
iep:
iep (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
WBD-WLD
ĭĕp (L329p Roermond),
olm:
ólm (L329p Roermond)
|
De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)] || olm
III-4-3
|