e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wbd: in trek duur zijn: ps. omgespeld volgens IPA.  də ēͅi̯jər zēͅən d"ər (Rotem), vast: ps. omgespeld volgens Frings.  də meͅrt es vast (Rotem) Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)] III-3-1
wbd: katten laten zitten: ps. omgespeld volgens Frings.  mɛt (d)ə būl lōͅtə zetə (Rotem), ps. omgespeld volgens IPA.  tər meͅt la͂tə zetə (Rotem) katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)] III-3-1
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld kwaad geld: ps. omgespeld volgens IPA.  ka͂ətxeͅlʔtʔ (Rotem), woekergeld: ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿) - of gewoon letterlijk overnemen als een hoge komma?  wōkərgeͅlʔt (Rotem) kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)] III-3-1
wbd: verkopen voor laten: ps. omgespeld volgens Frings.  ex lōͅtzə dix vy(3)̄r ... (Rotem), wegdoen: ps. omgespeld volgens IPA.  vy(3)̄r zūəvø͂ͅl dōən ix sə weͅx (Rotem) verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)] III-3-1
weddenschap weddingschap: wɛdiŋsjap (Rotem), wɛdiŋsjoͅp (Rotem) weddenschap [RND] III-3-2
weduwe weef: weef (Rotem) weduwe [ZND 08 (1925)] III-2-2
weefkamer keuken: kȳǝkǝ (Rotem), weefkamer: wē̜fkāmǝr (Rotem) De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I] II-7
weefsel, stof stof: ət stoef (Rotem) de stof (het goed) [ZND 07 (1924)] III-1-3
weekblad? illustratie (<fr.): illustratie (Rotem) weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)] III-3-1
weer genezen op zijn oude: op zin aue (Rotem), weer genezen: weer genièze (Rotem), weer op zijn effen: weer op zin effen (Rotem) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2