e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schimmert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
week in de muil lijs: lis (Schimmert) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weekdienst weekdienst: wèèkdĕĕns (Schimmert) Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)] III-3-3
weelde welmoed: waalmood (Schimmert) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weer naar het jaargetijde fijne nazomer: feine nōō-zomer (Schimmert), hete zomer: heite zomer (Schimmert), kwakkelzomer: kwâgel-zomer (Schimmert), zachte voorjaar: zacht veurjōōr (Schimmert) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerbarstig in het contraire (fr.): in ⁄t contrair zin (Schimmert), wars: wĕsch (Schimmert) zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
weerborstel borstel: bø̄štǝl (Schimmert), weerborstel: wēērbōrstel (Schimmert), weerwas: wēērwas (Schimmert) Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] || valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] I-12, III-1-1
weerlichten weerlichten: wĕĕrlēēgte (Schimmert), wèr lichte (Schimmert), wéérleegtə (Schimmert), ⁄t wĕĕhrlēēch (Schimmert), ⁄t wéérlicht (Schimmert) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx licht: ə leech (Schimmert), weerlicht: wear-lēēch (Schimmert), weer lich (Schimmert), wĕĕrlééch (Schimmert), wéérleech (Schimmert), wéérleeg (Schimmert), ə wéérleech (Schimmert) bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wèr (Schimmert), wêr (Schimmert) weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
weerstand biedend wreed in de muil: vri en dǝ mul (Schimmert) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9