e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luchtpijpen luchtpijpen: lochpiepe (Sittard), lōchpiep (Sittard), strots: (strot)  sjtraots (Sittard) luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)] III-1-1
luchtx lucht: lŭch (Sittard), ook: uitspansel  ⁄t lôch (Sittard), ps. boven de oe staat nog een boogje; deze combinatieletter is niet te maken.  loecht (Sittard) lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
lucifer zwegel: sjwêgel (Sittard), šwēͅgəl (Sittard, ... ), volgens Pothast kwamen in 1832 de eerste lucifers naar Sittard, waar men zich tot dan toe moest behelpen met de alom gebruikelijke manier van vuurslaan  sjwaegel (Sittard) lucifer [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] III-2-1
lui lui: lui (Sittard), vadsig: fatsich (Sittard), vuil: voel (Sittard), vōēl (Sittard) lui || lui (traag) [SGV (1914)] || niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)] III-1-4
lui (lieden) lui: luuj (Sittard, ... ), lyj (Sittard) lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || volk [RND] III-3-1
luid schreien krijsen: kriesje (Sittard), schreeuwen: sjrieeve (Sittard) krijten [SGV (1914)] || zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)] III-1-4
luiden luiden: loewe (Sittard, ... ) luiden [SGV (1914)] || Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luier doek: douk (Sittard), kindsdoek: kensjdouk (Sittard), kinsjdouk (Sittard), pisdoek: pisdouk (Sittard), pisjdouk (Sittard), windel: winjel (Sittard, ... ) luier [SGV (1914)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2
luieren faulenzen (du.): voelènse (Sittard), luieren: luieren (Sittard), schuren: bargoens: zich de kloote sjoere = niets doen  sjoere (Sittard), vuiliken: voelikke (Sittard) luieren || zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4
luiermand kindjekorf: kindschjekurf (Sittard), kindskorf: kenškø̜rǝf (Sittard), kinsjkörf (Sittard) korf; Welke verschillende namen voor verschillende korven kent uw dialect? Geeft u een zo volledig mogelijke opsomming [N 20 (zj)] || luiermand || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.] II-12, III-2-2