e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weelde welmoed: waalmout (Sittard) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weer naar het jaargetijde kwakkelwinter: eine kwakkel wèntjer (Sittard), late herfst: eine late herfs (Sittard), natte zomer: eine naate zomer (Sittard), schoon vroegjaar: ei sjaon vruigjaōr (Sittard), voorjaar  ⁄n sjaun vreugjaor (Sittard), vroegjaarsweer: voorjaarsweer  vruijaorswaer (Sittard) voorjaarsweer (mild en warm lenteweer) || weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerbarstig dwars: dwaesj (Sittard), verkeerd: verkeert (Sittard) weerbarstig, dwars || zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)] III-1-4
weerborstel weersborstel: waesjbeusjsjtel (Sittard) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten bliksemen: et bliksemt (Sittard), ⁄t bliksemtj (Sittard), lommelen: lommele (Sittard), onweren: et onwéért (Sittard), weerlichten: weërleëchte (Sittard), wéérleegte (Sittard), wéérlèjgte (Sittard), ⁄t wéérleegt (Sittard), (waerleichde-haet gewaerleich).  waerleichte (Sittard) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || bliksemen, weerlichten || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: waerleich (Sittard, ... ), wéérleig (Sittard, ... ), zeebrand: zeebrandj (Sittard, ... ), zeebranjd (Sittard), weerlicht in de verte, zeebrand Opm. dit is een oudere benaming.  zeebranjt (Sittard) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || weerlicht || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: waer (Sittard), wêr (Sittard) weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
weerwolf werewolf: wêrrewouf (Sittard) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3
wees wees: weis (Sittard), wēīs (Sittard), weeskind: weiskénjt (Sittard) wees [SGV (1914)] || weeskind III-2-2
weesgegroet weesgegroet: weesgegroet (Sittard) Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)] III-3-3