e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kosten doen: doon (Sittard), waat doon de bakke (Sittard), waat doon de hounder (Sittard), gaan: waat geie de bagge (Sittard), gelden: Opm. is oudere benaming.  waat gelje de bigge (Sittard), kosten: waat koste de bakke (Sittard), waat koste de bigge (Sittard), waat mòt ’t koste? (Sittard), waard zijn: waat zeen ze waerd (Sittard) aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)] || Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: köster (Sittard), kəstər (Sittard) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] III-3-3
kosteres kosteres: kösteres (Sittard) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kostganger kostganger: kosgänger (Sittard) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaat (Sittard) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: karbenaat (Sittard), kotelet: cortelètte (Sittard), kortelet (Sittard), kortelët (Sittard), ribstuk: vlees aan de ribben van een geslacht dier  rubsjtök (Sittard) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || cotelet || ribstuk III-2-3
koud, mistig en somber weer de mist snijdt door alles heen: dae mis sjnit die daor alles (Sittard), deisig: (deisigger-deisichste).JK: correct overgenomen  deisich (Sittard), JK: correct overgenomen  deizich (Sittard), duister (weer): duuster wêr (Sittard), guur: guur (Sittard), het motregent: ⁄t motraegent (Sittard), het zouwelt: ⁄t zauwelt (Sittard), krank weer: krank waer (Sittard), mist: ⁄t is ein en al mis (Sittard), mistig (weer): het is mistig (Sittard), mistig (Sittard, ... ), moeg: JK: correct overgenomen  moew (Sittard), nevelachtig (weer): nevelechtig waer (Sittard), nevelig (weer): nevelig (Sittard), ongezond weer: ongezōndj waer (Sittard), schuiverig (weer): sjoeverig waer (Sittard), sjōēvərig (Sittard), smuiregen: (motregen).  sjmuiraege (Sittard) donker [~ weer] [SGV (1914)] || koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistig, nevelig || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude drukte maken bohei maken: De Limburgse vormen met b en een tweeklank aan het eind sluiten m.i. het meest aan bij de vorm die ook in het Rijnland bekend is: Buhei. In het Rheinisches Wörterbuch deel I kol. 1106 vind je heleboel vormen onder dat trefwoord. Gezien ook de vormen in het WNT zou ik in dit geval voor een trefwoord kiezen dat wat dichter bij het Limburgse (en Rijnlandse) ligt: bohei.  behèij maake (Sittard) drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)] III-1-4
koude mist het is zuur: ⁄t is zoer (Sittard), koude mist: kauwe mist (Sittard) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs bijs: bies (Sittard, ... ), ⁄n bies (Sittard), ⁄t bies (Sittard), (bieze-bieske).  bies (Sittard), (fr. bise, noordenwind; Eys: b?Ès, oostenwind)  bies (Sittard), koude bijs: kauw bies (Sittard), koude wind: winw kauwe wèndj (Sittard) bies, koude wind || bijze, scherpe noordenwind || droge Noordenwind || koude [een ~ wind] [SGV (1914)] || koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4