e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stokrooie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tochtig rits: rets (Stokrooie), willig: welex (Stokrooie) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11, I-12
toegangsprijs ingangsprijs: de ingangsprijs (Stokrooie), inkomgeld: ⁄n frnak inkomgeld (Stokrooie) De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)] III-3-1
tomaat tomaat: tomat (Stokrooie), toͅmatə (Stokrooie) [ZND 34 (1940)]tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
tong tong: z`n tōng es aangelàe (Stokrooie) Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)] III-1-1
tortelduif tortelduif: vdBerg; omgesp.  toͅtəldōͅf (Stokrooie, ... ) tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)] || tortel: turkse ~ (28 nieuwe soort voor Brabant, nu meest nog in het oosten; net een grote tamme Oostindische tortel; hele jaar hier; vaak in troepen bij graanhandel, vaak op televisiemasten; alleen bij woningen, nooit in het bos; roep [roe-kóé-koe] en g [N 09 (1961)] III-4-1
trapleuning leun: lēn (Stokrooie) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
trapspie spij: spęj (Stokrooie) Trapvormige wig die men bij het ophijsen door middel van de steenreep steeds verder onder de stenen schuift. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsteenreepɛ.' [N O, 20g; Vds 211] II-3
trechter op de gierton trechter: trɛ.xtǝr (Stokrooie) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
treiteren koeioneren: kojoneeren (Stokrooie), plagen: plogen (Stokrooie), treiteren: iemand trètteren (Stokrooie) Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] || Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] III-1-4
trek, eetlust goesting: goesting (Stokrooie) hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)] III-2-3