e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

Gevonden: 1746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kneuzen blutsen: bleutse (Veldwezelt), bleutsen (Veldwezelt) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knie knie: kne:j (Veldwezelt) knie [RND] III-1-1
knieholte hees: īssə (Veldwezelt) hoe heet men de knieboog, d.w.z. de plooi achter in het been op de hoogte van de knie ? [ZND 36 (1941)] III-1-1
knijpen pitsen: pitse (Veldwezelt) iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)] III-1-2
knikkebenen met de bibber in de benen: met de bibber ien de beijn (Veldwezelt) Met doorknikkende knieën lopen (kwakke(le)n, knikken, doorzakken). [N 109 (2001)] III-1-2
knikker klits: klits (Veldwezelt) Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] III-3-2
knikkerkuiltje kuiltje: keijlke (Veldwezelt) het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke] [N 112 (2006)] III-3-2
knikkers laten stuiteren klitsen: klitse (Veldwezelt) knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen] [N 112 (2006)] III-3-2
knikkers laten stuiteren: knikkeren huiven: heive (Veldwezelt) knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen] [N 112 (2006)] III-3-2
knobbelzwaan zwaan: vdBerg; omgesp.  zwōͅn (Veldwezelt) zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)] III-4-1