21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) plekken:
blieve plékke (L271p Venlo),
plekke (L271p Venlo),
plékkə (L271p Venlo)
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21402 |
(geen) waarde |
(geen) waarde:
wêrde (L271p Venlo)
|
waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
18809 |
(iets) bevinden |
bevinden:
bevinde (L271p Venlo),
vaststellen:
vásstellə (L271p Venlo)
|
vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
boetse (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
erges taege boetse (L271p Venlo),
mit de kop örges taegenaan boetse (L271p Venlo),
mit de kop örges taegenop boetse (L271p Venlo),
ziene kop boetse (L271p Venlo),
stoten:
stoëte (L271p Venlo)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
flinke stiepen:
hae haet een paar flinke stiëpe onder (L271p Venlo),
stevig staan:
hae steit stevig (L271p Venlo),
stevige benen:
stevige bein (L271p Venlo),
stevige palen:
hae haet een paar stevig pööl onder (L271p Venlo)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22494 |
(overige) kaartspelen |
bonken:
boͅŋkə (L271p Venlo)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
bukke (L271p Venlo),
zich bukken (L271p Venlo),
Ook zich boeke.
zich bukke (L271p Venlo),
Ook: boeke.
bukke (L271p Venlo)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
deupkledje (L271p Venlo),
doupklaedje (L271p Venlo),
duipkleid (L271p Venlo),
mutske (L271p Venlo),
navelbendje (L271p Venlo),
pisdook (L271p Venlo),
slabberlaepke (L271p Venlo),
slabbertje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
zeiverlepke (L271p Venlo)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doek, witte ~ die men het kind als een schortje voor de borst speldt [speet, spit] [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22455 |
21-jan |
fakkeloptocht:
fakkeloptoch (L271p Venlo)
|
21 januari. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22095 |
<naam> |
<naam>:
naamsdaag (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
nāmsdāx vērə (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
Op dertieën juni, t fees van Antonius, heb ik -.
vernaamsdaag (L271p Venlo),
hoek:
hook (L271p Venlo),
pot:
poet (L271p Venlo),
potje:
pøͅtjə (L271p Venlo)
|
[Naamdag]. || De voornaamste plaats in bepaalde spelen [heek]. [N 88 (1982)] || Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)] || Naamdag.
III-3-2
|