18253 |
[falie] |
falie:
falie (L271p Venlo),
voile (fr.):
foël (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
voeël (L271p Venlo),
(voile).
foël (L271p Venlo),
voiletje (<fr.):
vuulke (L271p Venlo)
|
falie [SGV (1914)] || sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18210 |
[jasje] |
hemdrok:
in de vorm van een jas noemt men het miene werkjas of werkbuis
hemprok (L271p Venlo),
häemprok (L271p Venlo),
jas:
jas (L271p Venlo)
|
Hoe noemt men het kledingstuk van geheel of gedeeltelijk wollen stof, dat bij kouder weer en in de winter over de, in vraag 5 en 6 genoemde kledingsstukken in het werk wordt gedragen? Het heeft meestal een kraagje en revers (opgeslagen). Het zou in het Ne [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
18261 |
[kazak] |
kazak:
ja, wijde damesblouse naar russisch model
kazak (L271p Venlo)
|
kazak; inventarisatie betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18182 |
[kazavek?] |
kazavek:
ja (heel oud) wordt niet meer gebruikt
kasjevék (L271p Venlo)
|
kasjevék, in de betekenis van vrouwenmantel; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18606 |
[lijfje] |
lijfje:
liefke (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
betekenis: onderlijfje
liefke (L271p Venlo)
|
1. kort kinder- of dameshemdje || 2. soort vestje waaraan broekje wordt geknoopt || lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18211 |
[wambuisjas?] |
overall (eng.):
euveral (L271p Venlo)
|
Hoe noemt men hetzelfde kledingstuk, van katoenen stof vervaardigd? [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
aalmoos (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
ààlmoos (L271p Venlo),
gift:
gift (L271p Venlo)
|
aalmoes [SGV (1914)] || de gift aan een arm persoon [aalmoes, arremoes, karitaat] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24077 |
aalmoezenier |
aalmoezenier:
aalmoezeneer (L271p Venlo)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25248 |
aam, maat van 150 l. |
ton:
(o bijna oo).
ton (L271p Venlo)
|
aam (maat) [SGV (1914)]
III-4-4
|
31252 |
aambeeld |
aanbeeld:
āmbēlt (L271p Venlo),
ānbēlt (L271p Venlo)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|