21380 |
tol betalen |
tol betalen:
tol betale (L271p Venlo)
|
tol betalen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21215 |
tolboom |
barrier (<fr.):
breer (L271p Venlo),
breeër (L271p Venlo),
slagboom:
slaagbaum (L271p Venlo)
|
de boom waarmee de weg kan worden afgesloten op de plaats waar men tol moet betalen [barrier, brier] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21381 |
tolgaarder |
barrierman:
breermàn (L271p Venlo),
tolbaas:
tolbaas (L271p Venlo)
|
de beambte die tol [bijv. bij een brug] in ontvangst moet nemen [brierman, commies, tolbaas, tolgaarder] [N 90 (1982)] || tolgaarder [SGV (1914)]
III-3-1
|
17859 |
tollen |
doppen:
Volgens de infomant met een tol.
doppe (L271p Venlo),
draaien wie een dop:
dreije wie eine dop (L271p Venlo),
ronddraaien:
rónddreijə (L271p Venlo)
|
Tollen: draaien als een tol (trijzelen, bollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25267 |
ton, maat van 1000 liter |
ton:
(vast).
tón (L271p Venlo)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 1000 liter [wisse, zak, mud, vat, ton] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22658 |
toneelspel |
spel:
speul (L271p Venlo),
toneel:
tenièl (L271p Venlo),
voorstelling:
v"rsteͅleŋ (L271p Venlo)
|
Een voorstelling door een toneelgroep [spel]. [N 90 (1982)] || Toneel.
III-3-2
|
17727 |
tonen |
laten kijken:
laote kieke (L271p Venlo),
laten zien:
laote zeen (L271p Venlo),
tonen:
toëne (L271p Venlo),
tōēne (L271p Venlo),
tŏĕnə (L271p Venlo),
tuine (L271p Venlo)
|
tonen [SGV (1914)] || tonen: Laten zien, tonen (togen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18231 |
tong van een schoen |
lipje:
lipkə (L271p Venlo),
tong:
tóng (L271p Venlo),
tông (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
32055 |
toognagel |
toogpin:
tōxpen (L271p Venlo)
|
De ijzeren nagel waarmee de twee delen van een pen-en-gatverbinding bij elkaar worden gedreven. Zie ook afb. 141. [N 54, 64e; monogr.]
II-12
|
32056 |
toogpin |
pen:
pęn (L271p Venlo),
pin:
pen (L271p Venlo),
spie:
spi (L271p Venlo),
toognagel:
tōxnāgǝl (L271p Venlo),
toogpen:
tōxpęn (L271p Venlo)
|
De dunne, houten pin die in de pen-en-gatverbinding wordt geslagen, om de twee delen definitief met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 142. [N 54, 38b; N 54, 64g; A 32, 9; monogr.]
II-12
|