e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groots, wijds groots: gruëts (Venlo) groots III-4-4
grootte grootte: gruëtte (Venlo, ... ) grootte [SGV (1914)] III-4-4
grootvader bestevader: bestevader (Venlo), grootvader: groëtvader (Venlo, ... ), grōētvader (Venlo, ... ), opa: opa (Venlo), thans veel -; overgrootvader is "bestevader  opa (Venlo) grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootwerker grootwerker: gruǝtwęrkǝr (Venlo) Kleermaker die grote stukken maakt zoals colberts, jassen en mantels. [N 59, 197d; N 59, 194b] II-7
grootx groot: groet (Venlo, ... ), groët (Venlo, ... ), grut (Venlo), gruət (Venlo) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote binnenzak notaristas: notaris tes (Venlo) een grote binnenzak onder in de jas,(notariszak, notaristes?) [N 59 (1973)] III-1-3
grote boerderij boerenhof: burǝnhǭf (Venlo), halvert: halvert (Venlo  [(minstens 50 ha)]  ) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote hoeveelheid, hoop hoop: haup (Venlo), houp (Venlo, ... ), hoop (aarde): ennen houp aerd (Venlo), hopen (mv.): huuip (Venlo), klomp (aarde): ennen klomp aerd (Venlo), menigte: minnigte (Venlo), zooi: zooi (Venlo) een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || hoop [SGV (1914)] || hoop aarde || hoopen (mv.) [SGV (1914)] || massa || menigte III-4-4
grote knikker bom: bóm (Venlo), mazzerik: maezerik (Venlo), (witte - marmeren knikker).  mêzerik (Venlo), voor een glanzende of witte knikker  mazzerik (Venlo), stuiter: stuiter (Venlo, ... ), Van Dale: stuiter, 1. die stuit; - 2. grote (marmeren) knikker, die, tegen iets aangestoten, terugspringt.  stuiter (Venlo) 1. Stuiter. || 2. IJzeren knikker. || Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Een grote knikker. [N R (1968)] || Stuiter. || Witte knikker. III-3-2
grote lijster grote lijster: groëte liëster (Venlo), grôête liester (Venlo), lijster: liester (Venlo) grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1