e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pruis pruis: Prŭŭs (Venray) Pruis [SGV (1914)] III-3-1
pruisen pruisen: Prŭse (Venray) Pruisen (land) [SGV (1914)] III-3-1
prutsen doddelen: doedele (Venray), froemelen: froemele (Venray), hampelen: hámpele (Venray), ineenflansen: ienén flânse (Venray), ineenflatsen: ienén flatse (Venray), ineenfleren: cf. VD p. 776, s.v. "fleren  ienén flaere (Venray), ineenkloten: ienén kloeëte (Venray), klooien: klojje (Venray, ... ), kloten: kloeëte (Venray), klungelen: klungele (Venray), knommelen: Mar.: Contaminatie van klommelen en knoeien? cf. Schuermans p. 256 s.v. "klommel"= "iemand of iets van weinige, van geen waarde..... Vanhier t o.w. klommelen......den tijd met beuzelarijen overbrengen, niets goeds verichten... Vanhier nog klommeleer, geklommel, verklommelen, d.i. bederven, verspillen (Limb.)  knoemele (Venray), prutsen: prutse (Venray), trontelen: cf. WNT XVII-2 kol. 3206 s.v. "trondelen - trontelen"3. "beuzelachtig bezig zijn, klungelen  tròntele (Venray), verprutsen: verprutse (Venray) iets slordig doen [leuteren] [N 85 (1981)] || klooien, prutsen, klunzen, klungelen || knutselen, prutsen || met veel moeite en slordig in elkaar zetten || nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)] || ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || onhandig doen || prutsen || prutsen, aanklooien || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)] || slordig in elkaar zetten || slordig, vlug in elkaar prutsen || verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)] || werk doen dat geen zin heeft, ondeugdelijk werk doen III-1-4
prutser hampelaar: hámpeler (Venray), klooierd: klojjerd (Venray), pieler: pieler (Venray), sinterklaas: enne sinterkloas (Venray), sukkelaar: sukkeler (Venray) iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] || iemand die veel prutst, klungelt etc. || onhandig persoon, onnozele || prutser || sukkelaar [SGV (1914)] III-1-4
prutswerk blagengedoe: blagegedoej (Venray), breikraam: brô-j kroam (Venray), breiwerk: brô-j werk (Venray), kloterij: kloeëterìj (Venray), knommelarij: Mar.: Contaminatie van klommelen en knoeien? cf. Schuermans p. 256 s.v. "klommel"= "iemand of iets van weinige, van geen waarde..... Vanhier t o.w. klommelen......den tijd met beuzelarijen overbrengen, niets goeds verichten... Vanhier nog klommeleer, geklommel, verklommelen, d.i. bederven, verspillen (Limb.)  knoemelereej (Venray), pielwerk: piel(e)waerk (Venray), prutswerk: pruts wêrk (Venray) prutswerk || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)] || slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || waardeloos werk || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)] III-1-4
pruttelen lurken: lūrke (Venray), snurken: snörken (Venray) Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
puber een van de eerste snee: enne/én van de urste sneej (Venray), hangoor: hángoeër (Venray), herfsthaan: herfsthaan (Venray), jonge kinder: jònge kiender (Venray), jongen: jònge (Venray), scheuteling: cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "sjeuteling  scheuteling (Venray) iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)] || nozem/bakvis || opgroeiende jongen/meisje || puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)] III-2-2
pudding podding: podding (Venray) pudding III-2-3
puimsteen puimsteen: pymstējn (Venray), pȳmstiǝn (Venray) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9
puistjes puistjes: puusjes (Venray) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2