e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluit aarde kluit: klȳt (Vijlen) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: klujje (Vijlen) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knecht knecht: inne nu-je knêt? (Vijlen) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knɛǝt (Vijlen) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden kneden: knē̜i̯ǝ (Vijlen) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knellen pitsen: pitsj-sje (Vijlen) knellen [SGV (1914)] III-1-2
kneu vlasvink: vlaasvink (Vijlen, ... ) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] III-4-1
kneuzen blutsen: blutsche (Vijlen) blutsen [SGV (1914)] III-2-3
knie knie: knee (Vijlen), knĕĕj (Vijlen), knéé: (Vijlen) knie [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
knieholte in het holle van de knie: in t hò:le van de knéé (Vijlen), onder de knie: onger gun knee (Vijlen) knieholte [DC 01 (1931)] III-1-1