25633 |
beschuitdoppen |
beschuitdoppen:
bǝšȳtdopǝ (Q112p Voerendaal)
|
De vormen die bij het opbollen van beschuitdeeg gebruikt worden. [N 29, 59b; N 29, 59a]
II-1
|
25630 |
beschuitgelei |
beschuitgelei:
bǝšȳtžǝlęj (Q112p Voerendaal)
|
Honingzoet, ingrediënt voor de bereiding van beschuit" (z. Van Dale 9de druk blz. 235), is beschuitgelei. Vraag N 29, 57c luidde: "Welke andere stoffen worden aan het meel toegevoegd?" Op deze vraag kwamen allerlei verschillende antwoorden die tevens op verchillende stoffen of producten duidden. Een aantal opgaven betekent "beschuitgelei". Hiervan is een apart lemma gemaakt, waarin ook zijn opgenomen de "zeep"-opgaven. Heel waarschijnlijk is de "zeep" een ingrediënt van de gelei. Dus moet men de "zeep"-opgaven niet synoniem beschouwen met de "gelei"-opgaven. De antwoorden die vallen onder de woordtypen "vet", "vetstoffen", "boter", "zetmeel", "stroop", "blanke stroop", "honing", "glucose", "suiker", "bastaardsuiker", "Barbados-suiker", "zout", "eieren", "wit van ei", "eiwit", "eende-eieren", "gist", "natte gist'''', "heffe", "potas", zijn niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteraard kunnen al deze genoemde stoffen ingrediënten zijn voor het bereiden van beschuit.' [N 29, 57c]
II-1
|
25628 |
beschuitmeel |
zeeuwse bloem:
zēwsǝ blōm (Q112p Voerendaal)
|
Meel voor het bereiden van beschuitdeeg. Momenteel wordt hier het beste meel voor gebruikt, vroeger wel eens tarwe- of griesmeel. [N 29, 57a]
II-1
|
25636 |
beschuitmes |
mes:
mɛts (Q112p Voerendaal)
|
Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|
25637 |
beschuitsnijmachine |
machientje:
mǝšintjǝ (Q112p Voerendaal)
|
Machine die gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b]
II-1
|
19285 |
beslissen |
beslissen:
besjlisse (Q112p Voerendaal)
|
iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22700 |
besteken: gelukwensen |
proficiat zeggen:
proficiat zaage (Q112p Voerendaal)
|
Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
18922 |
bestemmen |
bestemmen:
besjtumme (Q112p Voerendaal)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18845 |
beteuterd |
beteuterd:
beteuterd (Q112p Voerendaal, ...
Q112p Voerendaal)
|
op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevèl (Q112p Voerendaal, ...
Q112p Voerendaal)
|
een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|