e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijf van vingers en handen stijf: sjtief (Voerendaal) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfkop stijfkop: sjtiēfkop (Voerendaal) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfkoppig wars: weeësj (Voerendaal) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stiksteek stiksteek: štekštēk (Voerendaal) Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46] II-7
stoelen op het priesterkoor koorstoelen: kōērsjteul (Voerendaal) De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)] III-3-3
stof stub: štøͅb (Voerendaal), štøͅp (Voerendaal) stof [DC 23 (1953)] III-2-1
stok of twijg om een kind te straffen gots: goĕts (Voerendaal), kuul: cf. VD D.-N. s.v. "Keule"1. knots, knuppel; cf. Weijnnen Etym.Wb. s.v. "kuul"= knuppel  kül (Voerendaal), remmel: remmel (Voerendaal), stek: sjték (Voerendaal), vits: vĭĕts (Voerendaal) een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] III-2-2
stolpen stolpen: štø̜lǝpǝ (Voerendaal) Het machinaal of met de hand aanstikken van belegsels, waarbij gekeerd wordt. [N 59, 60] II-7
stomverbaasd paf: paf (Voerendaal) zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4
stop stop: sjtop (Voerendaal) Voorwerp dat een wastafel afsluit om te voorkomen dat het water wegloopt (stop, stopsel) [N 79 (1979)] III-2-1