19886 |
huurhuis |
huurhuis:
heurhoes (L289p Weert, ...
L289p Weert)
|
huurhuis [SGV (1914)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
20429 |
huwelijk |
trouw, de -:
trouw (L289p Weert),
trouwerij:
trouweri-jè (L289p Weert)
|
de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24049 |
huwelijksafkondigingen |
roepen:
reup (L289p Weert),
roop (L289p Weert)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23516 |
huwelijksmis |
bruidsmis:
broeedsmes (L289p Weert),
trouwmis:
trouwmes (L289p Weert)
|
De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21667 |
hypotheek |
hypotheek:
hiepetieek (L289p Weert)
|
de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21793 |
iemand graag mogen |
gaarne hebben:
gaer hebbe (L289p Weert),
gaarne te doen hebben met:
gaer te doen hebbe (L289p Weert),
goed kunnen lijden:
good kunne li-j (L289p Weert),
staan op:
stoan hebbe op (L289p Weert)
|
iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
ophouden:
ophoaje (L289p Weert),
tegenhouden:
tiegenhoaje (L289p Weert),
vervelen:
vervaele (L289p Weert)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19232 |
iemand iets op het hart drukken |
de wacht aanzeggen:
de wacht aanzegke (L289p Weert)
|
iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
de waarheid zeggen:
de waorheid zegke (L289p Weert),
verwijten:
verwieete (L289p Weert)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
giftig maken:
giftig make (L289p Weert),
opnaaien:
opnaeje (L289p Weert),
titsen:
titse (L289p Weert)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|