18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
sjaal:
sjaal (L289p Weert)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18715 |
omslagdoek over mantel of jak |
pelerine (<fr.):
pellerien (L289p Weert)
|
omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25013 |
omtrek, omvang |
omtrek:
umtrek (L289p Weert),
profiel:
perfiel (L289p Weert)
|
de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33651 |
omwalde akker |
kamp:
kamp (L289p Weert)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
ømzɛtǝ (L289p Weert)
|
Van de natte, kiemende gerst de onderste laag boven brengen. De invuller uit P 180 merkt op dat dit omzetten twee maal per dag geschiedt. Volgens de respondent uit L 210 maakt men hopen van ongeveer 25 cm hoogte om warmte, en daardoor broeiing te verwekken. [N 35, 11; N 35, 9; monogr.]
II-2
|
25087 |
onbelangrijk |
dun:
dun (L289p Weert),
min:
min (L289p Weert),
onnozel:
onnuuzel (L289p Weert),
weinig:
weinig (L289p Weert)
|
niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21845 |
onbeleefd |
astrant:
astra‧nt (L289p Weert),
bot:
bot (L289p Weert),
frech (du.):
vrech (L289p Weert),
lomp:
lo‧mp (L289p Weert)
|
niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21846 |
onbeschaafd |
boerachtig:
boorechtig (L289p Weert),
lomp:
lo‧mp (L289p Weert),
ongemanierd:
ongemeneerdj (L289p Weert)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21792 |
onbeschaamd |
astrant:
astra‧nt (L289p Weert),
ongemanierd:
ongemeneerdj (L289p Weert)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
jood:
joed (L289p Weert),
sjachelaar:
sjaggeleer (L289p Weert)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|