e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slagschei slagschei: slaxsxē̜ (Zonhoven) De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d] I-13
slak slak: sleͅk (Zonhoven), slák (Zonhoven) slak || slak, alg. [ZND 06 (1924)] III-4-2
slakkenhuis slakkenhuisje: slèkənhoeskən (Zonhoven) slakkenhuis [ZND 01 (1922)] III-4-2
slang slang: slang (Zonhoven) Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)] III-4-2
slank slank: slank (Zonhoven) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)] III-1-1
slappe koffie kalverdrank: kalverdrank  ka.lleverdrá.nk (Zonhoven), klits: inz. soep, koffie, afgeroomde melk enz. Mö.llek bè wao.ëter ès klits: melk met water aangelengd is niet veel zaaks  klits (Zonhoven), pis: dá¯s pis ènne plák vá kaa.fie: Dat is maar slappe koffie  pis (Zonhoven) dunne vloeistof || koffie met veel melk || slechte schrale drank III-2-3
slappe vilten hoed feutre (fr.): Fr. feutre.  fööter (Zonhoven) feutre (Fr.): vilthoed III-1-3
slecht gesneden hengst piet: pit (Zonhoven) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht mens, slechte kerel deugniet: nən dø͂ͅgənit (Zonhoven), sloeber: plat  nə slubər (Zonhoven), smeerlap: ne smeerlap (Zonhoven), plat  nə smērlap (Zonhoven), vagebond: ə vāgəboͅnt (Zonhoven), vergif(t): verguf(t) (Zonhoven), voyou (fr.): cf. fr. "voyou"2. = schooier, deugniet, gannef, schoft; zie id. lemma "deugniet  vwajoe (Zonhoven) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] || gemeen, ontrouwbaar manspersoon || persoon met een slecht, boosaardig karakter III-1-4
slecht schilderen smodderen: smǫdǝrǝ (Zonhoven) Zie ook het lemma 'Kladschilder'. [N 67, 65] II-9