34593 |
slagschei |
slagschei:
slaxsxē̜ (Q001p Zonhoven)
|
De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d]
I-13
|
24375 |
slak |
slak:
sleͅk (Q001p Zonhoven),
slák (Q001p Zonhoven)
|
slak || slak, alg. [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|
24377 |
slakkenhuis |
slakkenhuisje:
slèkənhoeskən (Q001p Zonhoven)
|
slakkenhuis [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
24378 |
slang |
slang:
slang (Q001p Zonhoven)
|
Hoe noemt u het dier met een langgerekt, rolrond, door schubben bedekt lichaam zonder ledematen; het beweegt zich voort door zijn lichaam te krommen (slang, serpent) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17553 |
slank |
slank:
slank (Q001p Zonhoven)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20647 |
slappe koffie |
kalverdrank:
kalverdrank
ka.lleverdrá.nk (Q001p Zonhoven),
klits:
inz. soep, koffie, afgeroomde melk enz. Mö.llek bè wao.ëter ès klits: melk met water aangelengd is niet veel zaaks
klits (Q001p Zonhoven),
pis:
dá¯s pis ènne plák vá kaa.fie: Dat is maar slappe koffie
pis (Q001p Zonhoven)
|
dunne vloeistof || koffie met veel melk || slechte schrale drank
III-2-3
|
18411 |
slappe vilten hoed |
feutre (fr.):
Fr. feutre.
fööter (Q001p Zonhoven)
|
feutre (Fr.): vilthoed
III-1-3
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
piet:
pit (Q001p Zonhoven)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
18946 |
slecht mens, slechte kerel |
deugniet:
nən dø͂ͅgənit (Q001p Zonhoven),
sloeber:
plat
nə slubər (Q001p Zonhoven),
smeerlap:
ne smeerlap (Q001p Zonhoven),
plat
nə smērlap (Q001p Zonhoven),
vagebond:
ə vāgəboͅnt (Q001p Zonhoven),
vergif(t):
verguf(t) (Q001p Zonhoven),
voyou (fr.):
cf. fr. "voyou"2. = schooier, deugniet, gannef, schoft; zie id. lemma "deugniet
vwajoe (Q001p Zonhoven)
|
Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] || gemeen, ontrouwbaar manspersoon || persoon met een slecht, boosaardig karakter
III-1-4
|
30704 |
slecht schilderen |
smodderen:
smǫdǝrǝ (Q001p Zonhoven)
|
Zie ook het lemma 'Kladschilder'. [N 67, 65]
II-9
|