e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

Gevonden: 5466
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doelpunt goal (eng.): Eng. goal.  goo.ël (Zonhoven), n Goal maken.  goəl (Zonhoven), kast: t Ès kás! Het is goal!  kás (Zonhoven), Z.o. kast 3.  kás (Zonhoven) Goal. || Goal: 2. Doelpunt. || Kas: *4. Goal. || Kast: *3. Goal. III-3-2
doen doen: dôe(n) (Zonhoven) doen III-1-4
dof, gedempt van geluid dof: dof (Zonhoven) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif haan: hoͅən (Zonhoven), kubber: køͅppər (Zonhoven), mannetje: menneke (Zonhoven), meͅnəkə (Zonhoven) doffer || duif, mannetje [Goossens 2a (1963)], [ZND 39 (1942)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] III-4-1
dokter dokter: doktoer (Zonhoven) Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)] III-1-2
dolle kervel hondskelver: hōnskølvǝr (Zonhoven), rode kervel: rui̯ǝ kørvǝl (Zonhoven) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
dom bot: bót (Zonhoven), dom: dòm (Zonhoven), dóm (Zonhoven), stom: stòm (Zonhoven) beperkt van verstand || dom || dom, beperkt van verstand || dom, stompzinnig III-1-4
domine salvam fac reginam nostram te deum (lat.): Te Deum (Zonhoven) Het gezang na de hoogmis voor de regerende vorst(in), in Nederland: "Domine, salvam fac Reginam nostram"; in België: "Domine, salvum fac Regem nostrum". [N 96B (1989)] III-3-3
domino domino: Ww. dominoën.  dōmino (Zonhoven) Domino: Bep. spel. III-3-2
domme man botterik: bòttərik (Zonhoven), kalf zonder kop: ka.llef zó.nner kóp (Zonhoven), kemel: cf. WNT VII kol. 2115 s.v. "kemel"(= kameel) 2a. domkop etc.  kéəməl (Zonhoven), kuiken: köö.ke (Zonhoven), lomperik: lò.mperik (Zonhoven), stomme egel: stòmmen īē.gel (Zonhoven), stomme ezel: stommen éəzəl (Zonhoven), stòmmen ee.ëzel (Zonhoven), stomme koe: stòmmen kou (Zonhoven), stommerik: stòmmerik (Zonhoven) dom persoon || domoor || lomperik, domoor || stomme ezel || stomme koe || stommeling || stommerik III-1-4