e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braken bekotsen: [plat]  bekotsen (Sint-Martens-Voeren), boertjes maken: burkəs makə (Hasselt), braken: (het deeg wordt) gǝbrāktj (Herten), bra-en (Lommel), bra:kə (Maastricht, ... ), braake (Heerlen, ... ), brake (Berbroek, ... ), braken (As, ... ), brakə (Hasselt, ... ), brakən (Lommel), braoke (Rosmeer, ... ), braokən (Kuttekoven), brāāke (Schimmert), brākə (Herk-de-Stad, ... ), breake (Nieuwenhagen), breeke (Heerlerheide), brekke (Rimburg), breüken (Oostham), brēēëke (Hoensbroek), broake (Hoepertingen), broaken (Rijkhoven, ... ), broueke (Voort), brōkə (Zepperen), brōͅkə (Borgloon), bruken (Paal), bry(3)̄jəkə (Tervant), bry(3)̄ə`ən (Tessenderlo), bry(3)̄əkə (Linkhout, ... ), brèjke (Mechelen), brèàke (Montzen), brèè.ke (Boukoul), brèèjke (Kelmis), brèèke (Hoensbroek), brêêke (Eygelshoven), brā.kǝ (Panningen), brākǝ (Altweert, ... ), brǭkǝn (Oost-Maarland), (wordt ook wel eens gebruikt)  braken (Eisden), [alg. gebruikt]  braoke (Sint-Truiden), [fatsoenlijk]  brājke (Stevoort), [geneigd zijn om over te geven en niet kunnen]  bra:kə (Rekem), [Gewoon beschaafd]  braa(k)en (Lommel), [gewoon plat]  brèken (Neeroeteren), [gewoon]  bra.ke (Gelinden), brake (Hasselt, ... ), braken (Elen, ... ), braoke (Rosmeer), braoken (Genk), braəkə (Hoepertingen), brāke (Maastricht), brākə (Gerdingen), breieke (Lontzen), breken (Melveren), brijken (Sint-Martens-Voeren), broake (Genoelselderen), broaken (Lauw, ... ), broke (Martenslinde), brōkən (Diepenbeek), brâôke (Wellen), brèëke (Remersdaal), [nogal deftig]  brâke (Wellen), [plat]  braoke (Nieuwerkerken), braoken (Borlo, ... ), [poging tot overgeven]  brākə (Herk-de-Stad), [schertsend, ook anders]  broken (Sint-Truiden), [schertsend; ook plat]  braken (Ulbeek), brechen (du.): 1) breken; 2) braken ... [Van Dale DN ]  breache (Bocholtz), breche (Kerkrade), bräche (Kerkrade), brééche (Bocholtz), kotsen wordt niet gebruikt  braken (As), breken: brēkǝ (Koersel), brē̜jkǝ (Stokrooie), brē̜kǝ (Hout-Blerick, ... ), bręǝkǝ (Gronsveld), brɛ̄kǝ (Amstenrade), brɛ̄kǝn (Arcen), brutselen: brøšǝlǝ (Rekem), de musjes voeren: i.e. de vogeltjes voeren [sic].  de möskes vooëre (Weert), doorwerken: dørxwerkǝn (Kerkrade), een kalfje binden: [schertsend]  ə kĕiefkə bènjə (Opoeteren), erom komen: [finger] -&gt; sem. toel. !!  et is mich alles eröem kchome (Lontzen), gekak: (schertsend [zn]  chəkak (Mettekoven), gevelen: [plat]  gjevele (Genoelselderen), gobbelen: (gebelen) (Linkhout), gibələ (Hasselt), giebele (Maastricht, ... ), gjøbələ (Tongeren), gubbele (Oost-Maarland), gweubela (Tongeren), gèùbele (Nieuwenhagen), göbbele (Berg-aan-de-Maas, ... ), göbele (Montzen, ... ), gøblə (Lanklaar), gøbələ (Ulestraten), gøͅbələ (Gingelom), jöbbele (Kerkrade), jøb.ələ (Moresnet), [plat]  gjeubele (Tongeren), göbbele (Maastricht), [schertsend]  geubele (Borgloon), geubelen (Jeuk), gibbelen (Maaseik), gibbelə (Geistingen), guəbelə (Koninksem), göbbele (Eupen), Uitdr.: hae sjprik mit göbbels.  göbbele (Sittard), Vgl. uitdr. nao d\\ göbb\\lstrawt gon` = moeten overgeven.  göbbələ (Maastricht), golven: golve (Roermond), het kalf achter de deur zetten: [spreekwoordelijk]  t kaləf achtər də d"ər zeͅtən (Hamont), inslagen: inslagen (Kwaadmechelen), invallen: invallen (Kwaadmechelen), kaatsen: kaatsje (Schinveld), kalfje maken: e kèvke make (Obbicht), kɛɛfkə maokə (Tongeren), kalfjes maken: kaifkes make (Maasniel), kelfkes make (Venlo, ... ), keëfkës maakë (Lanklaar), keͅfkəs mōͅkə (Tongeren), keͅləfkəs makə (Hasselt), kèèfkes gemaak (Puth), kalven: kaawve (Klimmen), kalve (Roermond), kauve (Holtum, ... ), kauven (Mechelen-aan-de-Maas), kawve (Meeswijk, ... ), kōuvə (Kinrooi), [overgeven bij drankmisbruik]  kave (Martenslinde), [plat]  kawvə (Opgrimbie), [schertsend voor overgeven]  kave (Rosmeer), [schertsend, plat]  kalvvə (Mechelen-aan-de-Maas), [schertsend]  gekaaft (Riemst), kaauwen (Rotem), kaave (Mheer), kalve (Ulbeek), kave (Genoelselderen), kaven (Bilzen, ... ), kāvə (Alt-Hoeselt, ... ), øhè is an t kalven (Duras), [van zatlappen]  kaləvən (Hamont), [voor een dronkaard die moet overgeven; gezegd door mensen van de lagere klasse]  hee mot kalve (Berbroek), Alleen gebruikt voor overgeven nadat men te veel heeft gedronken.  kave (Eigenbilzen), kalveren: kalvere (Reuver, ... ), kalvərə (Gingelom), kalveren maken: [plat]  kalvers maoke (Stevoort), [schertsend, b.v. van iemand die overgeeft na te veel gedronken te hebben]  kauve maken (Grote-Brogel), [schertsend]  kauver maken (Rotem), kalvertjes bouwen: [schertsend]  həi hət mòtə keͅivərkəs bewə (Gerdingen), kalvertjes maken: keuverkes máke (Thorn), kanjelen: (plat [&lt; Lat. canalis], vgl. b.v. Maastricht Wb.  ka͂øžələ (s-Herenelderen), keukelen: kókkele (Geleen), keuken: k"kə (Amstenrade, ... ), kaöke (Venlo), kaöken (Belfeld), keuke (Heel, ... ), keuken (Heythuysen, ... ), keukə (Weert), kēūken (Maasbracht), koeke (Herten (bij Roermond)), kuùken (Velden), käöke (Belfeld, ... ), kèùke (Haelen), kêüken (Neer), kóke (Thorn), kö:ken (Linne), köke (Sevenum, ... ), köken (Melderslo), kökke (Hushoven), i.e. boeren  köke (Beesel), i.e. neiging tot overgeven.  k"kə (Hout-Blerick), Neiging hebben tot overgeven.  koeuke (Limbricht), kouwkə (Vaals), Ook bij 4 e.v. keuke.  köke (Roermond), Proberen om over te geven, doch er niet in slagen.  keuke (Sittard), kitsen: WNT: kitsen (IX), Klanknabootsende benaming voor: (Vocht) straalsgewijze tusschen de tanden door uitspuwen.  kitse (Oirlo, ... ), knauwen: [Schertsend]  hij hi tweeje keejeren kunnen knaauwen (Lommel), koek breken: kōkbrē̜kǝ (Tegelen), kokhalzen: kokhalze (Wellerlooi), kortwieken: kotwi:kə (Aalst-bij-St.-Truiden), kotsen: höb motte kotse (Sittard), ich heb moote kotse (Oost-Maarland), k-tse (Blerick), ko.tse (Amby), ko.tsə (Moresnet), ko`tsen (Bree), koetse (Baexem, ... ), koetsë (Lanklaar), koeͅtsen (Bevingen), kootse (Boekend, ... ), kootsen (Sint-Odiliënberg), kotse (Afferden, ... ), kotsen (Beverlo, ... ), kotsse (Mheer, ... ), kotsə (Beringen, ... ), kotsən (Eigenbilzen, ... ), kotše (s-Herenelderen), koutsə (Kinrooi, ... ), koëtse (Panningen), kōōētsen (Elen), kōtse (Belfeld, ... ), kōtsen (Sevenum), kŏŏtse (Grubbenvorst, ... ), kŏtse (Eys, ... ), kŏtsen (Swolgen), koͅtse (Tongeren), koͅtsə (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), koͅtsən (Achel, ... ), kutse (Sittard, ... ), kutsen (Dieteren), kutsə (Maaseik), kŭtse (Herten (bij Roermond)), kòtse (Baarlo, ... ), kòtsen (Asenray/Maalbroek), kótse (Bree, ... ), kótsen (Bree), kótsə (Bree), kôtse (Belfeld, ... ), kôtsen (Mechelen), kötsen (Maaseik), (banaal)  kotse (Wanssum), (grof)  kotse (Klimmen), [brutaal gezegd]  kotsen (Sint-Truiden), [brutaal plat]  kotse (Hees), [erg plat]  kotze (Weert), [gemeen vooral voor dieren]  kotse (Wellen), [gemeen, plat]  kōͅtsə (Alken), [gemeen]  kootsen (Bree), kotse (Stevoort), kotsen (Duras, ... ), [gewonde volk]  kotsen (Beringen), [gewoon plat]  kotsen (Kaulille), [gewoon]  kotse (Genoelselderen), kotsen (Hamont), kōͅtsə (Alt-Hoeselt), kŏtse (Opitter), [heel plat]  koͅtseͅ (Genk), [meer gemeen]  kotse (Heppen), [meest voor dieren]  kotse (Martenslinde), [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  kòtse (Boorsem), [Paragraaf: regelmatige werkwoorden].  kotse (Boorsem), [plat (voor de dronkaard)]  kotsen (Houthalen), [plat, gemeen]  kotsen (Linde), køtsə (Beringen), [plat; ook schertsend]  kotse (Spalbeek), [plat]  keͅtsə (Neerglabbeek), koetsen (Maaseik, ... ), kotse (Beverst, ... ), kotsen (Bilzen, ... ), kotsĕ (Vroenhoven), kotsə (Eisden, ... ), kotsən (Diepenbeek, ... ), [Plat]  kotsɛn (Lommel), [plat]  kōtse (Maastricht), kŏŏtse (Niel-bij-As), kŏtsen (Opoeteren), koͅtse (Genk), koͅtseͅn (Diepenbeek), koͅtsə (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), koͅtsən (Kwaadmechelen, ... ), kôtsen (Bree), kôêutsə (Geistingen), kətsə (Stokkem), [plat], [schertsend]  kotse (Rosmeer), kotsen (Eisden, ... ), koͅtsən (Genk), [ruw]  kotsĕn (Neerpelt), [schertsend (dronkaard)]  kotse (Wilderen), [schertsend of ruw plat]  kotsĕ (Kuttekoven), [schertsend, b.v. voor iemand die te veel gedronken heeft]  koͅtsə (Lanaken), [schertsend; ook plat]  kotsen (Ulbeek), [schertsend]  kotse (Piringen, ... ), kotsen (Elen, ... ), koətse (Nieuwerkerken), kŏtse (Opglabbeek), [spot]  kotsen (Borlo), [van een hond - ook van een dronken persoon, dus in afkeurende zin]  koͅtsə (Herk-de-Stad), [voor de dieren]  kotsen (Berbroek), [vooral van dieren gebruikt]  kotsə (Leopoldsburg), [wordt schertsend gebruikt]  kotsen (Neeroeteren), [zeer plat]  kŏtsə (Opoeteren), B.v. koetse wie ene reiger.  koetse (Haelen), Minder net.  kôtse (Venlo), Onbeschaafd.  kotse (Ell), Ordinair.  kotse (Geleen), Pejoratief.  koetse (Horn), kutsə (Neeroeteren), Plat.  kotsə (Achel), Platter woord.  kotse (Stevensweert), ruw  kòtse (Kerkrade), Spottend.  kotsen (Neerbeek), vulg.  kotsen (Schaesberg), Vulgair.  koetse (Beegden), kotse (Grevenbicht/Papenhoven), kotsen (Wolder/Oud-Vroenhoven), kó.tsje (Boukoul), kótse (Boeket/Heisterstraat), Zeer plat.  kotsen (Hasselt), Zgn. onbeleefde uitdr.  kotse (Eigenbilzen), kwalijk: [bn.]  koolk (Koninksem), met een ijzer bewerken: met ǝn īzǝr bǝwɛrkǝn (Ottersum), met permissie overgeven: met permisje euvergeve (Ulestraten), muttentjes maken: muttekes (Halen), [van een dronkaard, dus schertsend]  məttəkəs mākə (Herk-de-Stad), naar kortessem gaan: [schertsend]  er ès noa Kotshoven gewès (Lanaken), nameten: (dronken) noameete (Leopoldsburg), (noëmeten) (Linkhout), naomaete (Brunssum, ... ), naomééte (Urmond), naomête (Roosteren), nōumēͅtə (Kinrooi), (nameten).  nōͅmiətə (Hasselt), [schertsend]  naŏmēte (Maastricht), noametē (Kuttekoven), noumèten (Lauw), nōͅmētə (Mettekoven), nuoͅmietn (Zonhoven), [van zatlappen]  nōmēͅtən (Hamont), dit zegt men van een dronken iemand  noamêête (Heerlerheide), ometen: um-aete (Klimmen), ontmeten zijn: [schertsend]  he es ontmèten (Rijkhoven), over de tong doen: [schertsend]  ōvər də tuŋ dun (Oostham), over de tong kakken: euver de tong kakke (Tegelen), [schertsend]  oever de tong kakke (Weert), over de tong kakke (Hechtel), ø.əvər sən toŋ kakə (Stokkem), over de tong rijden: [Schertsend]  hij hi over z`n tóng gereejen (Lommel), over tongeren gaan: euver Tongeren goon (Eksel), euver tùngere gön (Beverlo), evər tuŋərə gōͅn (Hasselt), ŏver tongərĕn gaon (Neerpelt), [schertsend]  euver Toangere gaon (Rekem), euver Tongere gaon (Stevoort), ever Toengere gōͅën (Hasselt), iever Toôngere guun (Niel-bij-As), iever Tōngere (Bree), iever Tôngere (goan) (Bree), iever Tôngeren (Bree), over Tongeren gaan (Beringen, ... ), over Tongeren gēͅven (Overpelt), over Tōngeren (Neerpelt), oͅ:vər Toŋərə goͅ:n (Rekem), [spreekwoordelijk]  ovər toŋərən gāən (Hamont), over tongeren rijden: [schertsend]  euver tongere raien (Tervant), [spotsgewijs]  over Tongeren rijen (Paal), overgeven: aovergaeve (Wanssum), eevergieve (Hasselt, ... ), eu.vergèè.ve (Boukoul), euuvergaeve (Oirsbeek), euver gaive (Neeritter), euver gäeve (Blerick), euver-gieven (Ulbeek), euvergaeve (Baarlo, ... ), euvergaive (Maasniel, ... ), euverge (Heugem), euvergeeve (Belfeld, ... ), euvergeuve (Velden), euvergeve (Buchten, ... ), euvergeven (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), euvergēve (Echt/Gebroek), euvergieve (Meeswijk), euvergiève (Mesch), euvergève (Geleen, ... ), euvergèève (Mheer), euvergééve (Thorn, ... ), euvergê"ve (Beverlo), euvergêve (Asenray/Maalbroek, ... ), euëvërgeeëve (Lanklaar), evergieven (Hasselt), ēūvergève (Heel), i:vərgeͅvə (Genk), ich heb uuvergegééve (Oost-Maarland), ivərgēͅvə (Bree), īevərgēͅvən (Opglabbeek), īvərgeͅvə (Opglabbeek), j"vergēͅve (Tongeren), jeuvergève (Rosmeer), jêvərgêvən (Eigenbilzen), jøvərgɛ:və (Tongeren), jøvərgɛɛvə (Tongeren), oevergééve (Weert), ooevergaeve (Weert), overgeve (Berbroek, ... ), overgeven (Beringen, ... ), overgève (Afferden, ... ), overgééve (Panningen), overrgävən (Neerpelt), ovərgeͅvə (Neerpelt), ovərgävən (Lommel, ... ), ōōvergaive (Weert), ōvərgevə (Achel), ōvərgeͅvən (Sint-Huibrechts-Lille), ōvərjeͅvən (Overpelt), ueuvergêve (Klimmen), uevergève (Klimmen), uevergêve (Schinveld), uivergeve (Kerkom), uuvergaeve (Brunssum), uuvergeave (Rimburg), uuvergève (Ubachsberg), uuvergéve (Nieuwenhagen), uvergieven (Maaseik, ... ), uvvergeeve (Heerlen), uvər-gève (Koninksem), ūĕvergêve (Stevensweert), vergiəven (Hoepertingen), vərgevə (Zelem), vərgēvə (Lanklaar), vərgēͅvə (Kanne), vərgəvə (Lanklaar), wəvergeva (Tongeren), Y.vərgi.və (Borgloon), yvərgivə (Maaseik), èùvergaeve (Nunhem), èùvergééve (Neer), éévergève (Gruitrode), îêvergève (Bree), över jève (Kelmis), övergaeve (Limbricht), övergaive (Horn), övergè:ve (Montzen), övergève (Roosteren, ... ), övərgēͅvə (Kinrooi), øvergeͅvē (Kuttekoven), øvərge:və (Maastricht, ... ), øvərgevə (Paal), øvərgeəvə (Gingelom), øvərgeͅvə (Tongeren), øvərgiəvə (Heers), øͅivərgiēvə (Zepperen), øͅvərgevə (Sint-Truiden), ùùvergeave (Nieuwenhagen), üvergeve (Schaesberg), əvərgēvə (Meeswijk), [beleefd]  oͅ:vərgeͅ:və (Rekem), [beleefde personen]  overgeven (Lommel), [deftig]  vərgēvə (Mechelen-aan-de-Maas), øͅvergēēven (Diepenbeek), [ernstig]  euvergeejve (Borgloon), uəver gèven (Kleine-Brogel), [fatsoenlijk]  euvergeeve (Stevoort), oevergève (Weert), [geven}  euvergēven (Paal), [gewoon beschaafd]  overgèven (Linde), [Gewoon beschaafd]  overgéven (Lommel), [gewoon plat]  euvergeven (Sint-Truiden), [gewoon, deftige taal]  euvergeven (Ulbeek), [gewoon]  euver gève (Remersdaal), euvergeeve (Wellen), euvergeive (Riksingen), euvergeve (Eisden, ... ), euvergeven (Elen, ... ), euvergieve (Halen, ... ), euvergièven (Houthalen), euvergèven (Lanaken, ... ), euvergévə (Sint-Truiden), euvərgèvə (Geistingen), evergeve (Spalbeek), eüvergeven (Borlo), ēūvergēve (Maastricht), ēvergieëven (Hasselt), ēveͅrgeͅve (Genk), ievergēͅven (Bree, ... ), ievergèven (Neeroeteren, ... ), ivergəve (Genk), iëvergeve (Genk), iëvergève (Martenslinde), iëvergêve (Beverst), iəvər gɛvən (Genk), īē-ə-vərgè:və (Opoeteren), jeuver gèven (Rijkhoven), jeuvergève (Tongeren), jevergêve (Genoelselderen), jĕŭvĕrgèèvĕ (Vroenhoven), jiävergēͅve (Hees), jōͅvərgēͅvə (Alt-Hoeselt), jêûvergève (Riemst), jëuver gève (Millen), jəv`rgēͅvə (s-Herenelderen), jəvərgēͅvə (Vroenhoven), overgeven (Jeuk, ... ), overgēͅven (Overpelt), overgèven (Neerpelt), overgêven (Neerpelt), ōvərgēvə (Oostham), uevergèven (Bree), uivergeve (Grote-Brogel, ... ), uivergeəve (Hoepertingen), uuevergieëven (Rotem), vərchivə (Mettekoven), vərgiēvən (Diepenbeek), vərgiɛvə (Zonhoven), vərgäjəvə (Zonhoven), ø"vərgēͅvə (Lanaken), øvergeͅven (Rotem), øveͅrgēͅve (Rutten), øvərgeijvən (Zolder), øvərgevə (Eisden), øvərgēͅvə (Lanaken), [iets fatsoenlijker]  ø.əvər giɛvə (Stokkem), [met permissie]  vərgēvə (Opgrimbie), [nogal deftig]  euvergève (Wellen), [omschreven]  uoverjeäve (Lontzen), [plat]  uəvergaivə (Koninksem), [van iemand die onpasselijk is - dus met medelijden]  øvərgēvə (Herk-de-Stad), [wat beschaafder]  euvergijəvə (Alken), Deftig  övergêve (Buggenum), Deftig.  ievərgeͅvə (Martenslinde), Deftiger  ievərgeͅvə (Martenslinde), kotsen wordt niet gebruikt  evergève (As), kotsen wordt volgens de informant niet gebruikt.  evergève (As), Netter woord.  euvergève (Stevensweert), pieren: pīrə (Tongeren), rendez-vous (fr.) doen: Opm. RK: rendez-vous ???  randevoe doon (Heel), rochelen: roekelen (Lommel), schellen: sxęlǝ (Loksbergen), schuren: schø̄jǝrǝ (Kwaadmechelen), spijen: ich heb moote spééje (Oost-Maarland), schpeije (Mesch), schpieje (Bunde, ... ), schpīē-e (Schimmert), sjpeeje (Belfeld, ... ), sjpeije (Gronsveld), sjpejje (Panningen), sjpĕĕje (Panningen), sjpie-e (Neerbeek, ... ), sjpieje (Asenray/Maalbroek, ... ), sjpieë (Geleen, ... ), sjpieə (Holtum), sjpijje (Tegelen), sjpiéje (Herten (bij Roermond)), sjpīēe (Brunssum), sjpīēje (Roermond), sjpuje (Hoensbroek), sjpujje (Bocholtz), sjpuuje (Mheer, ... ), sp"jə (Rekem), spaije (Tongeren), spāijə (Tongeren), speeje (Blerick, ... ), speie (Sint-Pieter, ... ), speien (Oost-Maarland), speije (Heerlerheide, ... ), speijen (Maastricht), speijə (Bree), speiə (Genk), spei̯jə (Kanne), speje (Broekhuizen, ... ), spejə (Lanklaar, ... ), spēējen (Tegelen), spējə (Bree), spĕĕje (Afferden), speͅiə (Val-Meer), speͅjə (Opgrimbie), spi-j-je (Gennep), spi-je (Afferden, ... ), spi-jen (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), spi-jje (Boeket/Heisterstraat), spi:jə (Neeroeteren), spieēn (Berg-aan-de-Maas), spieje (Baexem, ... ), spiejen (Kaulille, ... ), spieë (Echt/Gebroek, ... ), spieën (Stein), spij-je (Nederweert), spije (Ottersum), spijen (Hamont, ... ), spijje (Broekhuizen, ... ), spijjə (Maastricht), spijə (Meeswijk, ... ), spiə (Bocholt), spījə (Lozen), spīə (Kinrooi, ... ), spuje (Heerlen, ... ), spujje (Waubach), spuujje (Mheer), spéjə (Maaseik), spøyə (Smeermaas), spɛjə (Maastricht, ... ), [algemeen}  spējən (Hamont), [gewoon plat]  spieën (Neeroeteren), [gewoon]  spaaien (Bilzen), spe`ə (Mechelen-aan-de-Maas), speejen (Rekem), speijje (Rosmeer), speiën (Genk), speyen (Bree), spēien (Opglabbeek), spi-jə (Opoeteren), spieje (Gruitrode), spiejen (Opoeteren, ... ), spieën (Bree, ... ), spijen (Lanaken), spijje (Eisden), spijə (Zichen-Zussen-Bolder), spiə (Gerdingen), spīə (Neerglabbeek), spyjĕ (Genk), spèjen (Rosmeer), spïjë (Alt-Hoeselt), spɛi-ə (Genk), spɛiən (Genk), špijə (Ulestraten), [meest gebruikt]  spije (Martenslinde), [minder fatsoenlijk]  spi-je (Weert), [neutraal, gewoon]  spejə (Rekem), [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  spi-jje (Boorsem), [plat]  speijə (Lanaken), spiiën (Rotem), spijn (Rijkhoven), Zgn. beleefde uitdr.  spije (Eigenbilzen), spugen: spōͅgə (Halen), spuge (Roermond), [plat]  spoage (Halen), spuwen: spao-wen (Lommel), spauwe (Gennep, ... ), spauwen (Paal), spauwə (Gingelom), spauwən (Eksel), spauə (Borgloon), spave (Beverlo), spawe (Linkhout), spawə (Paal), spān (Sint-Truiden, ... ), spāə (Gingelom), spejeven (Kwaadmechelen), speuen (Hasselt), spēͅjəvə (Tessenderlo), spouwe (Beverlo), spouwen (Beverlo, ... ), spouwə (Heers), spouwən (Zonhoven, ... ), spowe (Bokrijk), spowə (Beringen, ... ), spōə (Zepperen), spoͅuwə (Beverlo, ... ), spoͅuwən (Houthalen, ... ), spoͅwen (Neerpelt), spoͅwvə (Houthalen), spoͅwə (Kortessem, ... ), spoͅwən (Neerpelt, ... ), spèùwe (Kerensheide), spö.ə (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), spöə (Hasselt), spøͅn (Hasselt), spøͅən (Hasselt), [[gewoon]  spaowe (Borlo), [Dit woord wordt het meest gebruikt door de gewone mensen]  speuwe (Berbroek), [fatsoenlijk]  spouwe (Stevoort), [gewoon beschaafd]  spouwen (Linde), [gewoon plat]  spouwen (Kleine-Brogel), [gewoon, volks]  spouwen (Neerpelt), [gewoon]  spaa (Wilderen, ... ), spaowe (Gelinden), spauwe (Vechmaal), spauwen (Hechtel, ... ), spauəw (Hoepertingen), speiəven (Tessenderlo), speuwen (Spalbeek), spēͅuwən (Oostham), spēͅəvən (Kwaadmechelen), spiewen (Neeroeteren), spoaən (Wellen), spouwe (Ulbeek), spouwen (Beringen, ... ), spouwən (Zonhoven), spouën (Sint-Lambrechts-Herk), spōən (Diepenbeek), spōͅĕn (Diepenbeek), spōͅuwə (Alken), spoͅuwə (Zonhoven), spuwwen (Maaseik), spän (Hasselt), spø͂ͅën (Hasselt), [nogal deftig]  spouwe (Wellen), [plat]  spaan (Sint-Truiden), spauwe (Spalbeek), spauəwə (Hoepertingen), spawen (Leopoldsburg), speawen (Jeuk), [veel gebruikt]  spawe (Leopoldsburg), [voor zieken]  spaave (Sint-Truiden), strenen: [schertsend]  streenə (Geistingen), teruggeven: trükgève (Klimmen), terugkomen: [gewoon]  ət kømp əm trəg (Stokkem), terugmeten: [gewoon]  trèkmètə (Opoeteren), uitspijen: oetsjpieje (Klimmen), [schertsend]  zənə mōg āwtspeiə (Alt-Hoeselt), vomeren (<fr.): Bij dronkenschap.  vomeren (Holtum), zeiltjes halen: Nog m.b.t. iemand die moet overgeven: moet ich gijn zeilkes hoelen.  moet ich gijn zeilkes hoelen (Rotem), zich braken: ze.x br(tm)ə.kə (Moresnet), zich braeke (Klimmen, ... ), zich brèke (Brunssum), zich brééke (Panningen), zich brêke (Schinveld), ziech breache (Kerkrade), zix brexə (Vaals), zich kotsen: [plat]  zech kotse (Eupen), zich overgeven: zich oovergééve (Panningen), B.v. ich mot mich euvergaeve.  (zich) euvergaeve (Reuver) braken || braken (overgeven, kotsen) [ZND 01 (1922)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || Braken of breken van taai-taai- en peperkoekdeeg. Volgens de informant van L 292 worden, als het deeg klaar is na een maand liggen, werkende stoffen o.a. honing, potas en ammoniak met koolzuur in het deeg gebracht. Het deeg wordt dan met de braak gekneed en omgegooid. De ligperiode van het deeg vooraf kan variëren van een paar dagen (Q 112) tot een halfjaar (Q 198b) of zelfs een jaar (L 271). Het deeg moet eigenlijk verstorven zijn. [N 29, 89a; monogr.] || braken, overgeven || De houtachtige stengels van het vlas met behulp van een braak kneuzen en breken, zodat ze eraf vliegen. [N 48, 16a; monogr.] || geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)] || Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)] || keelkuchen (b.v. bij braken) || kotsen [SGV (1914)] || kotsen (braken) [ZND 01 (1922)], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || kotsen [overgeven] || overgeven [ZND m] || overgeven (spuwen, braken) [ZND B2 (1940sq)] || Overgeven - Kent men het woord kokken, koken i.b.v. overgeven, neiging hebben tot overgeven? Zo ja, uitspraak. [DC 32 (1960)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)], [N 10 (1961)], [N 10 (1961)] II-1, II-7, III-1-2