e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lies dun: den (Bilzen), døn (Herderen), dęn (Kanne), dun, de -: `inne dunne` (Horn), de dun (Klimmen, ... ), de dunne (Ell, ... ), de dön (Valkenburg), dĕŭn (Tongeren), dinne (Opoeteren), dŏn (Rekem), dun (Klimmen, ... ), dunne (Horn, ... ), dŭn (Heer), dynnə (Herk-de-Stad), dôn (Rekem), dønə (Achel, ... ), dø͂ͅə (Herk-de-Stad), RK: Mv.  dunnen (Diepenbeek), dunnen: denǝ (Membruggen), dønǝ (Bommershoven, ... ), dęnǝ (Opglabbeek), hees: hieës (Kerkrade), RK: plooi v.d. dij -> lm. knieholte ?  hees (Millen), his (Lanaken), hīəs (Opoeteren), ie-è (Millen), huid: he-eut (Elen), kuit: RK: verwarring dr. plooi v.d. dij?  kijet (Bilzen), lee: lee (Hunsel), lieë (Tongeren), lende: de linge (Bunde), linge (Kerkrade), lies: de lees (Gronsveld, ... ), de lies (Heerlerheide, ... ), de lieze (Heerlen, ... ), de liêze (Kerkrade), de liës (Vrusschemig), de liëse (Vrusschemig), de līēs (Heerlerheide, ... ), le:s (Neeroeteren), lee:s (Baexem, ... ), leejs (Panningen), lees (Amby, ... ), leeze (Sevenum), leeẓ (Opitter), leis (Eijsden, ... ), lei̯s (Bommershoven, ... ), lejs (Koersel), les (Kleine-Brogel, ... ), lezə (Meeuwen), leəs (Maaseik), lēēs (Posterholt, ... ), lēs (Kanne, ... ), li.s (Hoepertingen, ... ), li:s (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), lie.s (Obbicht), lieeze (Weert), liejs (Lommel, ... ), lies (Afferden, ... ), liese (Broekhuizen), lieze (Afferden, ... ), liezen (Mechelen), liēēs (Schimmert), liĕs (Meerlo, ... ), lii̯s (Diepenbeek, ... ), lis (Alken, ... ), liès (Bilzen, ... ), liès van t bein (Venlo), liës (Venlo), liəs (Achel), lī:s (Panningen), līē:s (Puth), līēs (Boukoul, ... ), līēse (Tegelen), līēze (Nieuwenhagen), līs (Hamont, ... ), līəs (Gingelom, ... ), léés (Gruitrode), lêêze (Weert), lîês (Schinveld, ... ), lēi̯s (Klein-Gelmen), lēs (As, ... ), lē̜.s (Ordingen), lē̜i̯s (Borlo), lē̜s (Aalst, ... ), lē̜ǝ.s (Zepperen), lęi̯s (Batsheers, ... ), lęs (Mettekoven, ... ), lī.s (Rukkelingen-Loon), līi̯s (Beverst), līs (Aalst, ... ), lɛjs (Hasselt), liezen  lies (Kwaadmechelen), mv. lejze  lejs (Paal), liesgewricht: lēsgǝvrex (Kanne), liesje: e liske (Gemmenich), li.ṣkən (Zonhoven), liskǝ (Berlingen, ... ), lēskǝ (Gellik), lęi̯skǝ (Boekhout), liesplooi: liesploë (Neeroeteren), liest: lei̯st (Linkhout), lejs(t) (Koersel), li.st (Heusden), liest (Leopoldsburg), lii̯st (Lummen), list (Alken, ... ), lèèste (Kelmis), līst (Buvingen, ... ), (mv)  listǝ (Gelinden, ... ), liezen: lei̯sǝn (Hamont), lisǝn (Achel), lizǝ (Hechtel, ... ), lizǝn (Neerpelt, ... ), lē.zǝ (Opglabbeek, ... ), lēzǝ (Ellikom, ... ), lī.zǝ (Bilzen), lijst: list (Alken, ... ), lē̜st (Buvingen, ... ), lē̜ǝ.st (Kozen), moes: mus (Brustem, ... ), muš (Ordingen  [(uitstekend op de bil tegen de buik)]  , ... ), mys (Lauw, ... ), møs (Zichen-Zussen-Bolder), pees van de knie: lies wordt alleen voor dieren gebruikt.  pes van də kni (Leopoldsburg), pel: pɛl (Oostham), plooi: ploei (Paal), ploes (Maaseik), plooie (Piringen), RK: ingegeven dr. plooi v.d. dij ?  de plooi van t bi-ĕn (Heppen), plòèj van t bijn (Eisden), rotel: rō.tǝl (Berg  [(heupgewricht)]  ), schaal van een liezenei: šǭl van ǝ lizǝnē (Beverst), vallei: fa`lęi̯ (Melveren), fǝlę (Kermt), fǝlęi̯ (Loksbergen), vang: va.ŋk (Achel, ... ), vank (Kwaadmechelen), vaŋ (Hamont  [(achterste deel achter onderribben)]  ), vaŋk (Kwaadmechelen, ... ), (mv)  vaŋkǝ (Kerkhoven, ... ), var: vär (Lommel), vel: vɛl (Meldert), vɛ̄.l (Veldwezelt), velletje: vɛlkǝ (Genk, ... ), vliem: vløm (Oost-Maarland, ... ), vlēm (Kinrooi, ... ), vlīm (Martenslinde, ... ), vlies: vlis (Heppen, ... ), vlēs (Lanaken), vlīs (Loksbergen), vlim: vle:m (Neeroeteren), vleem (Nunhem), vlēm (Lanklaar), vlim (Schinveld, ... ), vlīm (Kinrooi), Bij dieren  vleem (Stevensweert), vlim, vlimme  vlim (Mechelen), vouw: v(tm) (Zichen-Zussen-Bolder), va van t bein (Kuttekoven), va van t bien (Sint-Truiden), vaa (Lauw, ... ), vaae van t been (Wellen), vow (Remersdaal), vâ van m`n been (Voort), windvlies: wɛnt˲vlis (Stevensvennen), zij: RK -> zij.  zijj (Zichen-Zussen-Bolder) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] || lies [SGV (1914)], [ZND m], [ZND m] || lies (v.h. been, Fr. aine) [ZND 01 (1922)] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)] I-12, I-9, III-1-1