34538 |
wit van het ei |
wit:
wit (Q163p Berg)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
štęi̯n[klee] (L429a Berg),
wilde klee:
weljǝ [klee] (L429a Berg)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
wit moes:
wit moes (Q163p Berg),
witte kabuis:
wit kəbau.s (Q163p Berg)
|
[Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]
I-7
|
25211 |
wolk alg. |
wolk:
woͅlək (Q163p Berg)
|
wolk [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
19835 |
wonen |
wonen:
wuənə (Q163p Berg)
|
wonen [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
20853 |
worst |
pens:
pɛns (Q163p Berg),
worst:
bijna nooit gebr.
woͅs (Q163p Berg)
|
worst [ZND A1 (1940sq)], [ZND A2 (1940sq)]
III-2-3
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫ.tǝl (Q163p Berg)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
33563 |
worteltje |
molpenstaarten:
moͅ.ləpəsteͅt (Q163p Berg)
|
Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vraivə (Q163p Berg)
|
wrijven [ZND m]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vreŋə (Q163p Berg)
|
wringen [ZND m]
III-1-2
|