e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 1439

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardappel jalpel: ja.lǝpǝl (Veulen) Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f] I-5
aardappelmand aardappelmandje: ē̜rpǝlǝmɛntjǝ (Veulen) Uit grauwe wissen vervaardigde mand met twee oren, waarin aardappels bewaard of vervoerd worden. Zie ook het lemma ɛaardappelmandɛ in wld I.5, pag. 41. Het materiaal dat in dit lemma is opgenomen, vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 38; N 40, 94; N 40, 95; N 40, 96; N 40, 97; N 40, 110; N 40, 111; N 20, 48 add.; monogr.] II-12
aardappelpannenkoek rijfkoek: riēfkoēk (Veulen) aardappelkoek III-2-3
aardappels schillen schillen: aerpel schelle (Veulen) het schillen van aardappelen III-2-3
aardappelsalade aardappelsalade: koude gekookte aardappelen, gesneden in schijfjes of blokjes, waarna deze vermengd worden met azijn, olie, peper en zout  aerpelslaaj (Veulen), koude schotel: kâldeschòttel (Veulen) aardappelsalade || huzarensalade III-2-3
aarde, grond aarde: ja.t (Veulen) aarde [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
aarden zijn eigen begeven: zien aege begaeve (Veulen) wennen III-1-4
aardewerk aardewerk: aerdewaerk (Veulen) aardewerk III-2-1
aarzelen rikraaien: rikraoje (Veulen) twijfelen, aarzelen, dubben etc. III-1-4
aas in het kaartspel aas: puntje onder de o  klòvərən uwes (Veulen) Aas: klaveren aas (kaartspel). [ZND B2 (1940sq)] III-3-2