e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amstenrade

Overzicht

Gevonden: 2103
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wroeten wroetelen: vreutələ (Amstenrade) Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)] III-1-2
wrokken wringen: vrééngə (Amstenrade) een bitter gevoel hebben wegens aangedaan leed of onrecht, ook tegen de veroorzaker daarvan [wrokken, wringen] [N 85 (1981)] III-3-1
zaad, zaaigoed zaad: zǭt (Amstenrade  [(m)]  ) Hetgeen men uitstrooit, zaait op het land; de verzamelnaam. Zie voor het enkelvoudige begrip "zaadje" achterin het lemma. Vergelijk ook het lemma graankorrel (2.6). De typen gezaads en gezaams worden voornamelijk gebruikt voor (tuin)zaden. (m) achter de plaatscode geeft aan dat uitdrukkelijk is opgegeven dat ''zaad'' er een "de-woord" is. [N M, 22; JG 1a, 1b; Wi 5; RND 111; monogr.] I-4
zaagsel zeegmeel: zē̜xmē̜l (Amstenrade) Het poedervormig houtafval dat bij het zagen ontstaat. [N 38, 10; N 50, 91a; N 53, 29a; monogr.] II-12
zaaien zaaien: zēǝ (Amstenrade), zīǝ (Amstenrade) [N 15, 1a; JG 1a, 1b; A 2, 70; L A2, 234; L 8, 102; L 24, 6a; S 45; Wi 40; RND 111; monogr.] I-4
zaaikleed zaailaken: zééjlaken (Amstenrade) voorschoot, linnen ~ waarin de zaaier het graan meevoert (vgl WLD-I-4, lm 2.10) [N 24 (1964)] III-1-3
zachtharige bezem haren borstel: haorenbéustel (Amstenrade), keerborstel: kéerbéustel (Amstenrade) bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)] III-2-1
zak op een schort scholkentas: scholketèsj (Amstenrade) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3
zakdoek snuifsplag: sjnoefsplak (Amstenrade), tassenplag: tesjeplak (Amstenrade) zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] III-1-3
zakhorloge uur: ôêr (Amstenrade) uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)] III-1-3