e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q259p plaats=Lontzen

Overzicht

Gevonden: 795
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een boterham smeren een boterham smeren: ən botəram šmērə (Lontzen), een taart smeren: ən tāt šmērə (Lontzen) smeren [RND] III-2-3
een ei ei: ęi̯ (Lontzen), ɛ̄i̯ (Lontzen), ẽ̜.i̯ (Lontzen) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een huis huren mieten (d.): miə (Lontzen), pachten: paxtə (Lontzen) een huis huren [ZND 27 (1938)] III-2-1
een kring op de grond trekken een kreits op de aarde trekken: ne kreeis op de eͅed trekke (Lontzen) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
eik eik: e:k (Lontzen), -  ek (Lontzen), eikenboom: -  eekeboom (Lontzen) eik [RND], [ZND 20 (1936)] III-4-3
eikel eikel: iəkələ (Lontzen) eikels [RND] III-4-3
eksteroog hesteroog: hester-oəw (Lontzen) eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] III-1-2
emmer tob: toͅp (Lontzen, ... ) emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] III-2-1
enten griffelen: grifələ (Lontzen), veredelen: vərēdələ (Lontzen) [RND 08] I-7
epidemie krankheid die aanstekend is: de krankheed is aastäekend (Lontzen), krankheid die vangt: de krankheed vingt (Lontzen) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2