e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q205p plaats=Wahlwiller

Overzicht

Gevonden: 265
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
standbeeld standbeeld: sta:ntbilt (Wahlwiller) standbeeld [RND] III-3-2
stelen klauwen: klauwe (Wahlwiller) stelen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1
sterven sterven: štɛrvə (Wahlwiller) sterven [DC 38 (1964)] III-2-2
tanden van een riek schanken: šę.ŋk (Wahlwiller), enkelv  ša.ŋk (Wahlwiller) Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.] I-1
timmerman schrijner: šrīnǝr (Wahlwiller) Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.] II-12
trapleer trapledder: traplidder (Wahlwiller) trapleer [DC 39 (1965)] III-2-1
trommeltje trommetje: trömkə (Wahlwiller) trommeltje [RND] III-3-2
tuinman, boomkweker boomsnijer: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bōmšnijər (Wahlwiller) [RND 08] I-7
uier uier: ȳǝr (Wahlwiller) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
varken varken: vęrǝkǝ (Wahlwiller) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12