25206 |
weersgesteldheid |
weer:
waer (Q205p Wahlwiller)
|
weer [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
21247 |
weg |
weg:
wɛx (Q205p Wahlwiller)
|
weg [RND]
III-3-1
|
33663 |
wei |
wei:
wē̜i̯ (Q205p Wahlwiller),
węi̯ (Q205p Wahlwiller)
|
In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-8
|
21485 |
werk (zn) |
werk:
werk (Q205p Wahlwiller)
|
werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
21484 |
werk (zn.) |
werk:
werk (Q205p Wahlwiller)
|
werk (zn.): (Ik gebruik de auto niet veel). Ik voel me het lekkerste als ik geregeld naar mijn - loop. [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
19132 |
werken |
werken:
wɛrəkə (Q205p Wahlwiller)
|
werken [RND]
III-3-1
|
20852 |
wijn |
wijn:
wīēn (Q205p Wahlwiller)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
19074 |
willen |
willen:
wille (Q205p Wahlwiller)
|
willen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-1-4
|
21267 |
woord |
woord:
woͅəd (Q205p Wahlwiller)
|
woord [RND]
III-3-1
|
32999 |
zaad, zaaigoed |
zaad:
zǭǝt (Q205p Wahlwiller),
zaamgoed:
zomgǭǝt (Q205p Wahlwiller)
|
Hetgeen men uitstrooit, zaait op het land; de verzamelnaam. Zie voor het enkelvoudige begrip "zaadje" achterin het lemma. Vergelijk ook het lemma graankorrel (2.6). De typen gezaads en gezaams worden voornamelijk gebruikt voor (tuin)zaden. (m) achter de plaatscode geeft aan dat uitdrukkelijk is opgegeven dat ''zaad'' er een "de-woord" is. [N M, 22; JG 1a, 1b; Wi 5; RND 111; monogr.]
I-4
|