e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P057p plaats=Kuringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stɛ̄r (Kuringen) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Kuringen) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kool witte kabuiskool: witte kabauskoel (Kuringen), witte kool: wetə kil (Kuringen), witte koeəl (Kuringen), witte kwel (Kuringen) [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] I-7
witte kwikstaart akkermannetje: akkermennetzes (Kuringen), akərmɛnəkə (Kuringen) kwikstaart [N P (1966)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
wolfsgebit, gebroken gebit krom gebit: kro.mp ˲gǝbē.t (Kuringen), slap gebit: slap ˲gǝbē.t (Kuringen), stijf gebit: stijf gebit (Kuringen) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: dij won zal zwijre (Kuringen), won (Kuringen) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
wonen wonen: woənə (Kuringen) wonen [ZND 08 (1925)] III-2-1
woord woord: e woət, e wootje, da zen schoen wooet (Kuringen), wu:t (Kuringen) Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND] III-3-1
wormstekig gemaaid: gemaaijt (Kuringen) wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)] III-2-3
worst worst: wos (Kuringen) worst [ZND 04 (1924)] III-2-3