21633 |
bankbiljet |
bankbiljet:
ei bankbiljet (L329p Roermond),
briefje:
breefke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
ei breefke (L329p Roermond)
|
bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31454 |
bankhamer |
bankhamel:
baŋkhāmǝl (L329p Roermond),
dwarspenhamel:
dwarspęnhāmǝl (L329p Roermond),
engelse bankhamel:
eŋǝlsǝ baŋkhāmǝl (L329p Roermond
[(met pen en ronde baan -- vergelijk afbeelding150c)]
),
hamel:
hāmǝl (L329p Roermond),
langspenhamel:
laŋspenhāmǝl (L329p Roermond),
warspenhamel:
wē̜rspęnhāmǝl (L329p Roermond)
|
Kleinere hamer met vierkante of ronde kop en pen die door metaalbewerkers wordt gebruikt bij het bankwerk. Zie ook afb. 150a-c. [N 33, 56; N 33, 67; N 64, 39a; N 66, 6a; N 66, 7c; monogr.]
II-11
|
31319 |
bankschroef |
bankschroef:
baŋkšr ̇uf (L329p Roermond)
|
In het algemeen het werktuig dat door metaalbewerkers wordt gebruikt om werkstukken vast te zetten. Het bestaat uit twee bekken waarvan de ene aan de werkbank is bevestigd en de andere door middel van een draadspil open en dicht kan worden gedraaid. Tussen de bekken wordt het te bewerken voorwerp vastgeklemd. Het lemma bevat ook benamingen voor de staartbankschroef en de parallelbankschroef. De staartbankschroef is aan de onderzijde voorzien van een pin waarmee dit werktuig in of aan de werkbank kan worden vastgemaakt. De parallelbankschroef ontleent haar naam aan het feit dat de klemvlakken van de bekken ervan zich bij het open- en dichtdraaien evenwijdig van respectievelijk naar elkaar toe bewegen. Dit type bankschroef wordt met behulp van schroefbouten op het werkvlak van de werkbank vastgezet. De staartbankschroef is doorgaans gesmeed uit staal terwijl de parallelbankschroef meestal uit gietstaal is vervaardigd. Zie ook afb. 57. Een aantal Vlaamse zegslieden (K 353, P 176b) kennen verder nog lichte en zware bankschroeven. Het is echter niet duidelijk welk type bankschroef zij hiermee bedoelen. [N 33, 204a; N 64, 31a-b; N 66, 12a-b; monogr.]
II-11
|
24299 |
barbeel |
berf:
be:rf (L329p Roermond),
ber:f (L329p Roermond),
ideosyncr.
berf (L329p Roermond)
|
barbeel (witvis) || Hoe noemt u de barbeel: een zoetwatervis. De buikvinnen staan ver achter de borstvinnen, ter hoogte van de rugvin. Het lichaam is lang en slank en de staartvin is diep ingesneden. De bek heeft geen tanden, wel dikke lippen, waarvan de bovenste lange baard [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20181 |
barensweeën |
pozen:
pose (L329p Roermond),
ween:
weeje (L329p Roermond),
weëe (L329p Roermond)
|
Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
18613 |
baret |
baret (<fr.):
barret (L329p Roermond),
beret (L329p Roermond),
B.v. Is ter versjil tösse n beret en n bonnet?
beret (L329p Roermond)
|
baret || baret [flat, floets] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24120 |
barmsijs |
berpje:
bèrbke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
barmsijs
III-4-1
|
18173 |
barrevoets |
barvoets:
Ook bervelts.
berves (L329p Roermond),
Ouder: bervoots.
berveuts (L329p Roermond),
op blote voeten:
op blu.ətə vø.jt (L329p Roermond),
op de blote voeten:
Niet gebruikt, men zegt berveuts, berves of op de blote veut.
? <op de blote veut> (L329p Roermond)
|
barrevoets || blootvoets [RND]
III-1-3
|
21781 |
bascule |
bascule:
uu kort
baskuul (L329p Roermond)
|
Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)]
III-3-1
|
20878 |
basterdsuiker |
potsuiker:
n Sneej mik mit potsókker
potsókker (L329p Roermond)
|
bruine suiker
III-2-3
|