e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

Gevonden: 6145
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bankbiljet bankbiljet: ei bankbiljet (Roermond), briefje: breefke (Roermond, ... ), ei breefke (Roermond) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
bankhamer bankhamel: baŋkhāmǝl (Roermond), dwarspenhamel: dwarspęnhāmǝl (Roermond), engelse bankhamel: eŋǝlsǝ baŋkhāmǝl (Roermond  [(met pen en ronde baan -- vergelijk afbeelding150c)]  ), hamel: hāmǝl (Roermond), langspenhamel: laŋspenhāmǝl (Roermond), warspenhamel: wē̜rspęnhāmǝl (Roermond) Kleinere hamer met vierkante of ronde kop en pen die door metaalbewerkers wordt gebruikt bij het bankwerk. Zie ook afb. 150a-c. [N 33, 56; N 33, 67; N 64, 39a; N 66, 6a; N 66, 7c; monogr.] II-11
bankschroef bankschroef: baŋkšr ̇uf (Roermond) In het algemeen het werktuig dat door metaalbewerkers wordt gebruikt om werkstukken vast te zetten. Het bestaat uit twee bekken waarvan de ene aan de werkbank is bevestigd en de andere door middel van een draadspil open en dicht kan worden gedraaid. Tussen de bekken wordt het te bewerken voorwerp vastgeklemd. Het lemma bevat ook benamingen voor de staartbankschroef en de parallelbankschroef. De staartbankschroef is aan de onderzijde voorzien van een pin waarmee dit werktuig in of aan de werkbank kan worden vastgemaakt. De parallelbankschroef ontleent haar naam aan het feit dat de klemvlakken van de bekken ervan zich bij het open- en dichtdraaien evenwijdig van respectievelijk naar elkaar toe bewegen. Dit type bankschroef wordt met behulp van schroefbouten op het werkvlak van de werkbank vastgezet. De staartbankschroef is doorgaans gesmeed uit staal terwijl de parallelbankschroef meestal uit gietstaal is vervaardigd. Zie ook afb. 57. Een aantal Vlaamse zegslieden (K 353, P 176b) kennen verder nog lichte en zware bankschroeven. Het is echter niet duidelijk welk type bankschroef zij hiermee bedoelen. [N 33, 204a; N 64, 31a-b; N 66, 12a-b; monogr.] II-11
barbeel berf: be:rf (Roermond), ber:f (Roermond), ideosyncr.  berf (Roermond) barbeel (witvis) || Hoe noemt u de barbeel: een zoetwatervis. De buikvinnen staan ver achter de borstvinnen, ter hoogte van de rugvin. Het lichaam is lang en slank en de staartvin is diep ingesneden. De bek heeft geen tanden, wel dikke lippen, waarvan de bovenste lange baard [N 83 (1981)] III-4-2
barensweeën pozen: pose (Roermond), ween: weeje (Roermond), weëe (Roermond) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
baret baret (<fr.): barret (Roermond), beret (Roermond), B.v. Is ter versjil tösse n beret en n bonnet?  beret (Roermond) baret || baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barmsijs berpje: bèrbke (Roermond, ... ) barmsijs III-4-1
barrevoets barvoets: Ook bervelts.  berves (Roermond), Ouder: bervoots.  berveuts (Roermond), op blote voeten: op blu.ətə vø.jt (Roermond), op de blote voeten: Niet gebruikt, men zegt berveuts, berves of op de blote veut.  ? <op de blote veut> (Roermond) barrevoets || blootvoets [RND] III-1-3
bascule bascule: uu kort  baskuul (Roermond) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1
basterdsuiker potsuiker: n Sneej mik mit potsókker  potsókker (Roermond) bruine suiker III-2-3