| 22057 |
bloedluis |
bloedluis:
bloətlou̯əs (P188p Hoepertingen)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 17684 |
bloedwei |
wei:
wei (P188p Hoepertingen)
|
Waterachtig vocht van het bloed (water, wee/wei) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
| 20693 |
bloedworst |
bloedpens:
bloedpens (P188p Hoepertingen),
blui̯tpɛ̄.ns (P188p Hoepertingen)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
| 24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiker:
blutzo:kər (P188p Hoepertingen),
echel:
ɛxəl (P188p Hoepertingen)
|
bloedzuiger [ZND 01 (1922)] || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 24470 |
bloei |
bloei:
blø̄ǝ (P188p Hoepertingen)
|
Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.]
I-4
|
| 24523 |
bloeien |
bloeien:
bløi̯ǝ (P188p Hoepertingen),
blø̜̄ǝ (P188p Hoepertingen)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.]
I-4
|
| 20718 |
bloem |
bloem:
blum (P188p Hoepertingen),
boulté:
`bu.ltij (P188p Hoepertingen)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.]
II-3
|
| 24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blumə (P188p Hoepertingen)
|
bloemen [RND]
III-4-3
|
| 24649 |
bloemknop |
bot:
bot (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen),
knop:
knop (P188p Hoepertingen, ...
P188p Hoepertingen)
|
bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
| 21107 |
bloemkool |
bloemkool:
blumki(pl)l (P188p Hoepertingen),
blumkøi̯l (P188p Hoepertingen)
|
bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|