e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112a plaats=Heerlerheide

Overzicht

Gevonden: 2155
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
cornage cornage (subst., fr.): kǝrnāš (Heerlerheide) Cornage of chronische dempigheid is kwaadaardiger dan dempigheid. Ze is ongeneeslijk. De doorstroming van de lucht wordt belemmerd door een vernauwing van het strottenhoofd, veroorzaakt door een verlamming van de zenuwen die de stembanden bedienen. De in- en uitademing gaat gepaard met een piepend geluid. [JG 1b; A 48A, 38b; N 8, 87 en 88; N 52, 24 en 25; monogr.] I-9
cric cric: krek (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), winde: weŋ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Julia]) Werktuig waarmee schuifstijlen onder het dak worden geplaatst. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Schuifstijl. [N 95, 348; N 95, 760 add.] II-5
daas (tabanidae) bloedzuiger: blootzuuger (Heerlerheide) paardenbloedzuiger, algemeen voorkomend in sloten, geen bloed zuigend [N 26 (1964)] III-4-2
dagdienst (de) dag: dǝr dāx (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]  ), dagschicht: dāxšix (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) In het algemeen, ook in de Belgische mijnen (Defoin pag. 209), de dienst van 6 uur in de morgen tot 2 uur in de middag. Volgens een informant van Q 121 begon de dagdienst op de Domaniale mijn na de oorlog om 7 uur en eindigde om 3 uur in de middag. De informant van L 417 vermeldt dat deze dienst op de mijnen Zwartberg en Waterschei plaatsvond van 8 uur tot 4 uur in de middag. De dienst werd aangegeven met een bepaald soort penning; zie hiervoor de toelichting bij het lemma Controlepenning. [N 95, 116; monogr.; Vwo 304; Vwo 531; Vwo 532] II-5
dak het hangende: ǝt haŋǝndǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De bovenkant van iedere ruimte in de ondergrondse werken. De invuller uit L 417 merkt voor de mijnen in Zwartberg en Waterschei op dat men daar een onderscheid maakt tussen een "teût" en een "dak". Met de eerste term duidt men de oorspronkelijke toestand vóór de winning van de steenkoollaag aan, terwijl men onder het "dak" het dakgesteente verstaat dat overblijft na het weghalen van de kolen. De opgave "kop" van de respondent uit Q 15 duidt het dakgesteente in een galerij aan. Hetzelfde woordtype is volgens Lochtman (pag. 59) evenals "verst" gebruikelijk voor de bovenkant van een steengang. [N 95, 192; N 95, 194; monogr.; Vwo 268; Vwo 355; Vwo 778] II-5
daling gezenk: gǝsęŋk (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]) Volgens de helling van het dalend gesteente gedolven galerij. [N 95, 517; monogr.; N 95, 477; N 95, add.; N 95, 178; Vwo 272; Vwo 280; Vwo 809] II-5
darm darm: derm (Heerlerheide) darm [DC 02 (1932)] III-1-1
dartel (een) wilde: welǝ (Heerlerheide), speels: špels (Heerlerheide) Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g] I-9
das, sjaal sjaal: schjal (Heerlerheide) das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] III-1-3
dasspeld schlipsenspang (<du.): schliepseschpang (Heerlerheide) dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)] III-1-3