e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289a plaats=Hushoven

Overzicht

Gevonden: 1999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
domme vrouw dreet: dreêt (Hushoven) domme vrouw III-1-4
donderbeestje donderbeestje: dônderbieësje (Hushoven), knozeltje: knuûzelke (Hushoven) donderbeestje || onweersbeestje III-4-2
donderx donder: dônder (Hushoven) donder, onweer III-4-4
dons, nestveren duivelshaar: wollige haartjes op jong vogeltje  duûvelshaor (Hushoven) dons III-4-1
dood (bn.) dood: doeëd (Hushoven), doèd (Hushoven), kapot: kepot (Hushoven) dood || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] III-2-2
doodskist doodskist: doedskist (Hushoven) doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] III-2-2
doofpot doofpot: doͅu̯fpoͅt (Hushoven) doofpot, aarden of koperen potwaarin de gloeiende kool of aomere uit de bakoven werden opgevangen, met het deksel werd de lucht afgesloten om het doven te veroorzaken III-2-1
door zwangerschap gedwongen huwelijk moetje: mótje (Hushoven) meisje dat moet trouwen omdat het in verwachting is III-2-2
doordeweekse (werk)schort blauwe scholk: van grof linnen  blauwe schöllek (Hushoven) zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)] III-1-3
doorn, stekel doorn: doeëre (Hushoven), doorn (mv.): dör (Hushoven) doorn || doornen [DC 23 (1953)] III-4-3