e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wijn wijn: wīēn (Heythuysen) wijn [RND] III-2-3
wijs geleerd: geleerd (Heythuysen) veel wetend, veel geleerd, veel in zich hebbend [wijs, kloek] [N 85 (1981)] III-1-4
wilde eend eend: aentj (Heythuysen) eend, wilde — III-4-1
wilde gans gans: gaōs (Heythuysen), wilde gans: wilj gaos (Heythuysen) gans || gans, wilde — III-4-1
wilde roos (hondsroos, enz.) hondsroos: WLD  honjsrôôs (Heythuysen) Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)] III-4-3
wilde zucht scheut: šø̄t (Heythuysen), zucht: zucht (Heythuysen) Een zeer sterke zwelling van de uier en omgeving in de laatste tijd van de dracht. Deze wordt veroorzaakt door abnormaal grote hoeveelheden vocht in het onderhuidse bindweefsel van de uier, maar ook van de schaamstreek en soms van de buikstreek tot aan de voorbenen. Zie ook het lemma ''wilde zuch'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 3; A 48A, 7] I-11
wilg (alg.) vits: jonge aanplant van wilgen  witse (Heythuysen), wijde: wiej (Heythuysen), (rø´ad wieje).  ⁄ne wieje (Heythuysen), mv., ev. voor wilg bestaat niet in dialect  wiejen (Heythuysen), wijdenboom: mv., ev. voor wilg bestaat niet in dialect  wiejebuim (Heythuysen) wilg [N 38 (1971)] || wilg (Salix) [DC 28 (1956)] III-4-3
wilgenkatje aren: aōren (Heythuysen), katje: -  ketje (Heythuysen), poesje: poeskes (Heythuysen) De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)] || wilg, bloeiwijze van [DC 68 (1993)] III-4-3
wilgenteen vits: witsen (Heythuysen) De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)] III-4-3
wind poepje: puupke (Heythuysen), scheet: sjeet (Heythuysen), wind: wind (Heythuysen) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1